Unit 4 Lesson 7

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

English

T2

Planning

1. Praktische zaken

2. Lessonaims check

3. Grammar recap 1

4. Practise

5. Grammar recap 2

6. Newsround / Vocab Check

Planning

Proefwerk Unit 4 op school

27/5   Groep 1

3/6     Groep 2

Geen proefwerk?

Voorbereiden op luistertoets

Lessonaims Check + Grammar Recap

Ik kan de possessive 's' correct toepassen.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Possessive 's

Als je wilt zeggen dat iets van een persoon of dier is, gebruik je

1. 's
2. '
3. s
4. of

Een voorbeeld van een zin met 's:

Als je wilt zeggen dat iets van een object of land is, gebruik je

1. 's
2. '
3. s
4. of

Een voorbeeld van een zin met 'of'

Bezit '/'s / of

1. Of = Van
gebruikt om bezit aan te geven bij dingen, plaatsen en landen.

2. ‘S = Van
gebruikt om bezit aan te geven bij mensen & dieren

Let op!

Als een woord in meervoud eindigt op een s zet je er alleen een hoge komma achter. 

Bijvoorbeeld:
Boys'

 Boys's 

Welke zin is juist?

1. This is de car of my father
2. This is my fathers' car.
3. This is my father's car.
4. This is my fathers his car

Schrijf het bezit.
My ... (parents) car is brand new.

Ik ken de onregelmatige werkwoorden van dit hoofdstuk

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Onregelmatige werkwoorden

Ik begrijp het verschil tussen must / mustn't

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Must vs. mustn't

Ik begrijp het verschil tussen have to / don't have to

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Have to / don't have to

Have to / has to

Moeten

I have to make my homework

She has to clean her room

They have to win this game!

don't have to / doesn't have to

Niet hoeven

I don't have to bring my books 

She doesn't have to go

They don't have to come over

Practise

Nog even extra oefenen met grammatica?

*** Practise more *** (per les)

Checken of je alles snapt?

Self test Unit 4 (dit is ook huiswerk)

Grammar recap 2

Ik weet wanneer én hoe ik een gerund moet maken

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Gerund

Gerund

Werkwoorden na

Begin, start, stop, finish, like, love, enjoy, prefer, hate

krijgen -ing achter het werkwoord

I like eating chocolate after dinner.

We hate leaving them like this.

Je mag een Gerund (ww + ing) gebruiken na

1. eat
2. work
3. like
4. play

Achter welke werkwoorden mag je een Gerund (ww + ing) gebruiken?

Gerund

Geen gerund

like

start

plan

walk

learn

hate

finish

promise

prefer

show

love

stop

Ik kan this, that, these en those op de juiste manier gebruiken

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

This/that/these/those

Aanwijzende voornaamwoorden

Aanwijzende voornaamwoorden

This

That

These

Those

Dichtbij: ... dress

1. this
2. that
3. these
4. those

Ver weg: ... dresses

1. this
2. that
3. these
4. those

Use: this, these, that, those:

I want ... books over there.

1. this
2. these
3. that
4. those

Use: this, that, these, those

... colours look beautiful on you!

1. This
2. That
3. These
4. Those

Practise

Nog even extra oefenen met grammatica?

*** Practise more *** (per les)

Checken of je alles snapt?

Self test Unit 4 (dit is ook huiswerk)

Vocab Check