Genetica basisbegrippen





Genetica
Begintaak: 
Noteer wat je denkt te weten over DNA
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les





Genetica
Begintaak: 
Noteer wat je denkt te weten over DNA

Slide 1 - Tekstslide

Doelstelling
Je moet de volgende basisbegrippen kunnen omschrijven en kunnen toepassen in erfelijkheidsvraagstukken:

Genotype en fenotype
Gen en allel
Dominant allel en recessief allel
Homozygoot en heterozygoot

Slide 2 - Tekstslide

Genotype: alle erfelijke informatie die vaststaat in het DNA/chromosomen.

Fenotype: het uiterlijk van een organisme.

Slide 3 - Tekstslide

Genotype
In élke cel van je lichaam staat dezelfde erfelijke informatie 

Mensen hebben in elke lichaamscel 46 chromosomen

Een stukje DNA waar informatie staat over 1 bepaalde eigenschap --> GEN



Slide 4 - Tekstslide

Type oorlel = genetische eigenschap

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat heb jij?

Slide 7 - Tekstslide

Fenotype
Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme

Je kunt je fenotype aanpassen

Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Genotype + Milieu --> Fenotype

Slide 10 - Tekstslide

Erfelijke informatie

Slide 11 - Tekstslide

DNA structuur

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

de 46 chromosomen van de mens
= 46 DNA-moleculen

Slide 14 - Tekstslide

44 autosomen + 2 geslachtschromosomen
(XY = man) (vrouw = XX)

Slide 15 - Tekstslide

Lichaamscellen zijn diploïd
(chromosomen in paren)

Geslachtscellen zijn haploïd
(chromosomen in enkelvoud)

Slide 16 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een  erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.

Voorbeeld erfelijk eigenschap: haarkleur, oogkleur en haarstijl.

Slide 17 - Tekstslide

Genen
Voor elke erfelijke eigenschap geldt:
Je hebt 1 gen van je moeder en 1 gen van je vader gekregen

Slide 18 - Tekstslide

Een baby is dus een mix van 2 sets van 23 genen
De moeder heeft voor elke erfelijke eigenschap 2 genen. Ze geeft er maar 1 door in haar eicel van elke eigenschap.
De vader heeft dit ook. 

Een baby is dus een mix van de genen.

Slide 19 - Tekstslide

Tweelingen
Eeneiige tweeling: tweeling die uit 1 bevruchting is ontstaan. Hebben dus precies hetzelfde genotype.

Twee-eiige tweeling: onstaan uit 2 bevruchtingen dus niet hetzelfde genotype.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide