Basisstof 3, variatie in genotypen (tot mutaties), m2c

Dinsdag 26 mei, 10.45 uur, m2c
1.  Aanwezigheidscontrole + huiswerkcontrole
2. Uitleg eerste gedeelte basisstof 3 (tot mutaties)
3. Controle-vragen (als er genoeg tijd is)



HW voor donderdag 4 juni, 10.45 uur:
Lezen basisstof 3, blz. 15 t/m 19 (tot mutaties) + M. opd. 10 t/m 12.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 26 mei, 10.45 uur, m2c
1.  Aanwezigheidscontrole + huiswerkcontrole
2. Uitleg eerste gedeelte basisstof 3 (tot mutaties)
3. Controle-vragen (als er genoeg tijd is)



HW voor donderdag 4 juni, 10.45 uur:
Lezen basisstof 3, blz. 15 t/m 19 (tot mutaties) + M. opd. 10 t/m 12.

Slide 1 - Tekstslide

Je leert vandaag:
  • Gelijke en ongelijke genenparen; hoe kan het dat organismen van dezelfde soort, verschillende genotypen kunnen bezitten (variatie).
  • DNA-verwantschaptest; hoe kun je testen of een persoon familie van je is.
  • Geslachtelijke voortplanting; wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. 

Slide 2 - Tekstslide

Gelijke en ongelijke genenparen
  • Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap, bijv. de oogkleur.
  • Elk chromosoom bevat vele genen.
  • Alle genen in één celkern samen vormen het genotype. 
Antwoord op vraag 1 van opdracht 10a. Er bestaan dus ook ongelijke genenparen. 

Slide 3 - Tekstslide

Gelijke genen.
Voor 1 erfelijke eigenschap een twee genen met dezelfde informatie.
Voorbeeld genotype: 
blond haar-blond haar
Ongelijke genen.
Voor 1 erfelijke eigenschap een twee genen met niet dezelfde informatie.
Voorbeeld genotype: 
blauwe ogen-
bruine ogen

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Een nieuw organisme ontstaat door het samenkomen van een zaadcel en een eicel. 

Het kind ziet er anders uit dan vader of moeder. Het krijgt de helft van de informatie van vader en de helft van de informatie van moeder. 

Slide 5 - Tekstslide

Moeder met 4  puppy's
Vader van de 4 puppy's
Variatie in genotype en fenotype.
Van iedere puppy is het bouwplan (genotype) weer net wat anders en daardoor ziet iedere puppy er weer net wat anders uit (fenotype). 

De variatie ontstaat doordat de puppy's een mix van de eigenschappen van beide ouders hebben gekregen. 
Variatie in genotypen

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstaat variatie?
Optie 1
De puppy bevat een gen voor zwartkleurig en een gen voor bontkleurig (zwart/wit), de puppy wordt bontkleurig waarbij zwart mogelijk wat overheerst.
Optie 2
Allebei de genen hebben de eigenschap zwart/wit (bont). De puppy wordt dan zwart/wit, dus bont. 
Optie 3
Allebei de genen hebben de eigenschap zwart, het hondje wordt dan zwart. 

Slide 7 - Tekstslide

+

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern
DNA

Slide 10 - Sleepvraag

Merle zegt: Op elk chromosoom ligt 1 gen

Spencer zegt: Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
Merle waar
D
Spencer waar

Slide 11 - Quizvraag

Menno zegt: De celkern van een levercel bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen.

Annie zegt: Een gen bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen.
A
Beide waar
B
Beide niet waar
C
Menno: waar Annie: niet waar
D
Menno: niet waar Annie: waar

Slide 12 - Quizvraag

DNA
celern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 13 - Sleepvraag

Een spiercel gaat zich delen. In de moedercel zitten 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat één dochtercel? Vul alleen het getal in.

Slide 14 - Open vraag

0

Slide 15 - Video