1MH Personal Pronouns

1MH: Personal Pronouns
07-09-'23
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1MH: Personal Pronouns
07-09-'23

Slide 1 - Tekstslide

Goals
  • At the end of class we know what personal pronouns are.
  • At the end of class we know how to use personal pronouns.
  • At the end of class you have done exercise 2, 4, 5 & 6

Slide 2 - Tekstslide

What do you think a personal pronoun is?

Slide 3 - Open vraag

Personal Pronouns
Hiervan maken we een aantekening in het schrift!

Slide 4 - Tekstslide

Waar gebruiken we ze voor?
We gebruiken 'personal pronouns' in plaats van mensen, dieren of dingen
For example:
John rides his bike. - He rides his bike
The tigress hunts for food. - She hunts for food.
The car goes really fast. - It goes really fast.

Slide 5 - Tekstslide

2 forms 
The subject (onderwerp) form.
The object (voorwerp) form.

Slide 6 - Tekstslide

The subject form (Onderwerpsvorm)
Gebruik je als de 'personal pronoun' het onderwerp van de zin is.

Singular (enkelvoud): I, you, he/she/it
Plural (meervoud): We, you, they.

Slide 7 - Tekstslide

Examples (Voorbeelden)
  1. I am smart.
  2. You are very smart.
  3. He/she/it is very smart.
  4. We are very smart.
  5. You are very smart.
  6. They are very smart.



Slide 8 - Tekstslide

The object form (Voorwerpsvorm)
Gebruik je als de 'personal pronoun' het voorwerp van de zin is OF na een voorzetsel (op, naast, onder, etc.)
Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of voorzetsel.

Singular (enkelvoud): Me, you , him/her/it.
Plural (meervoud): us, you, them.

Slide 9 - Tekstslide

Examples (Voorbeelden)
  1. Give it to me!
  2. I will give it to you.
  3. I will give it to him/her/it.
  4. They gave it to us.
  5. They gave it to you.
  6. They gave it to them..

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Exercise
Vul bij de volgende opdrachten de onderwerpsvorm of voorwerpsvorm van de 'personal pronoun' in.

Slide 12 - Tekstslide

... is dreaming (George)

Slide 13 - Open vraag

... is black (the phone)

Slide 14 - Open vraag

... are on the wall (the posters)

Slide 15 - Open vraag

... are watching tv (My friend and I)

Slide 16 - Open vraag

... are in the garden (John and Lisa)

Slide 17 - Open vraag

... is riding his bike (Tom)

Slide 18 - Open vraag

He gave that to ... (I)

Slide 19 - Open vraag

We would never do that to ... (they)

Slide 20 - Open vraag

... is from bristol (Victoria)

Slide 21 - Open vraag

They never gave that to ... (we)

Slide 22 - Open vraag

Waarvoor gebruiken we persoonlijke voornaamwoorden (personal pronouns)?

Slide 23 - Open vraag

Homework
Start working on ex. 6 on page 14 of your book.
Do this on your own.

Questions? Raise your hand!
Finished? Continue working on ex. 2, 4 & 5 on page 12 - 14 of your book

Slide 24 - Tekstslide