Herhaling B1

Uitleg boekopdracht
- Lees nog even goed door in de voorjaarsvakantie! 
- Je kunt een hoog cijfer halen
- Vrijdag 19 maart inleveren
- Opdracht staat op SOM bij 19 maart
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Uitleg boekopdracht
- Lees nog even goed door in de voorjaarsvakantie! 
- Je kunt een hoog cijfer halen
- Vrijdag 19 maart inleveren
- Opdracht staat op SOM bij 19 maart

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen toets morgen 

Slide 2 - Tekstslide

Les 4: werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Welke werkwoorden heeft de zin: 'Ik heb nog nooit mijn been gebroken.'

Slide 5 - Open vraag

Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een sterk werkwoord

Slide 7 - Open vraag

Vul in: Mijn moeder (huilen) .... gisteren van geluk.

Slide 8 - Open vraag

uitleg 
Huilen 
1. -en is huil
2. de letter L zit niet in het 't kofschip 
3. je schrijft dus +de 

huil+de is huilde

Slide 9 - Tekstslide

Mijn kamer is vorige week geverfd. Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?

Slide 10 - Open vraag

Persoonsvorm

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 12 - Open vraag

Maak een zin met de persoonsvorm 'betalen'

Slide 13 - Open vraag

De persoonsvorm is dus ALTIJD een werkwoord! 

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een onderwerp van een zin?

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met het onderwerp 'mijn lerares'

Slide 17 - Open vraag

Welk woordje kan als onderwerp worden gebruikt in een zin?
A
De buurman
B
Kopen
C
Is
D
Morgen

Slide 18 - Quizvraag

maandag 1 maart om 13:00 les

Slide 19 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord? Uitleg + voorbeeld

Slide 21 - Open vraag

Het avondeten staat klaar: we eten pannenkoeken. Wat zijn de zelfstandige naamwoorden?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden

Slide 24 - Open vraag

Mijn grote zus heeft een mooie kamer. Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 25 - Open vraag

Beschrijf je kamer: Typ een bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Open vraag

Vul in: Mijn moeder is (gek) .... dan mijn vader, maar mijn zus is het (gek)....

Slide 27 - Open vraag

Meervouden

Slide 28 - Tekstslide

meervoud s of 's

Slide 29 - Tekstslide

Korte instructie - meervouden



Slide 30 - Tekstslide

Meervoud 
op -'s
Woorden die eindigen op: a, i, o, u, y

Spreek uit: 
autos of auto's

Slide 31 - Tekstslide

één tafel, twee..

Slide 32 - Open vraag

één pizza, twee ..

Slide 33 - Open vraag

één kikker, twee

Slide 34 - Open vraag

meervoud -en

Slide 35 - Tekstslide

Woorden met meervoud op -en
Pan/pannen

Slide 36 - Woordweb

F wordt een V: druif - druiven 
S wordt een Z: laars - laarzen 

Slide 37 - Tekstslide

één bedrijf - twee ...

Slide 38 - Open vraag

één prijs, twee ..

Slide 39 - Open vraag

ën of ëen? (trema=puntjes)
kopie  wordt kopieën 
Bacterie wordt bacteriën 

Slide 40 - Tekstslide

Meervoud van melodie

Slide 41 - Open vraag

Welk woord krijgt een trema in het meervoud?
A
stoel
B
stoei
C
zee
D
dictee

Slide 42 - Quizvraag