OEFENTOETS H1 T/M H5

TOETS VMBO 
HFDSTK 5 T/M 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TOETS VMBO 
HFDSTK 5 T/M 8
  • Lees eerst de vragen
  • Vul daarna de antwoorden in
  • Veel succes

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adnan werkt bij een fietsenwinkel. Door een prijsverhoging van de fietsen stijgt de omzet, terwijl de afzet gelijk blijft. Wat gebeurt er met de omzet?
A
De omzet stijgt
B
De omzet blijft gelijk
C
De omzet daalt

Slide 2 - Quizvraag

💡 Toelichting: De omzet stijgt als de prijs stijgt en de hoeveelheid verkopen gelijk blijft.
Liza solliciteert als afwasser in een lunchroom. Deze functie is een voorbeeld van een...
A
onbezette leidinggevende functie
B
bezette uitvoerende functie
C
onbezette uitvoerende functie

Slide 3 - Quizvraag

💡 Toelichting: Een afwasser is een uitvoerende functie en deze is nog onbezette (ze zoeken iemand).
Mex raakt zijn baan kwijt doordat machines zijn werk overnemen. Welke vorm van werkloosheid is dit?
A
Seizoenswerkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Conjuncturele werkloosheid

Slide 4 - Quizvraag

💡 Toelichting: Structurele werkloosheid ontstaat door blijvende veranderingen, zoals automatisering.

Welke instelling helpt Sheikha aan een nieuwe baan nadat ze ontslagen is?
A
Belastingdienst
B
UWV
C
CBS

Slide 5 - Quizvraag

💡 Toelichting: Het UWV helpt mensen met een uitkering en begeleiding naar werk.
Joppe koopt een fiets voor €605, inclusief €105 btw. Wat is de verkoopprijs exclusief btw?

A
€500
B
€710
C
€105

Slide 6 - Quizvraag

💡 Toelichting: €605 - €105 btw = €500 verkoopprijs exclusief btw.
Welke van de volgende vormen hoort NIET bij de volksverzekeringen?
A
AOW
B
ANW
C
WW

Slide 7 - Quizvraag

💡 Toelichting: WW is een werknemersverzekering, geen volksverzekering.
Barend verdient €1.900 bruto per maand. Daarvan wordt 28% ingehouden voor loonheffing. Hoeveel loonheffing betaalt hij?
A
€532
B
€380
C
€620

Slide 8 - Quizvraag

💡 Toelichting: 28% van €1900 is €532 loonheffing.
Welke twee kenmerken horen bij economische groei?
A
Meer productie en meer werkgelegenheid
B
Minder productie en meer werkloosheid
C
Minder werkgelegenheid en meer import

Slide 9 - Quizvraag

💡 Toelichting: Economische groei betekent meer productie en werkgelegenheid.
De snackbar van Alper ligt aan het plein. De gemeente laat het plein schoonmaken. Dit is een voorbeeld van...
A
informele productie
B
formele productie
C
vrijwilligerswerk

Slide 10 - Quizvraag

💡 Toelichting: De overheid betaalt schoonmaak via belastinggeld, dus formele productie.
Zoey wil een supboard huren om te ontdekken of suppen iets voor haar is. Welk onderdeel van de marketingmix is hierbij van toepassing?
A
Personeelsbeleid
B
Productbeleid
C
Plaatsbeleid

Slide 11 - Quizvraag

💡 Toelichting: Productbeleid gaat over welk product wordt aangeboden (zoals verhuur).
Kevin raakt zijn baan kwijt doordat het werk verplaatst wordt naar het buitenland. Welke werkloosheidsvorm is dit?

A
Seizoenswerkloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Structurele werkloosheid

Slide 12 - Quizvraag

💡 Toelichting: Verplaatsing van werk naar het buitenland is structurele werkloosheid.
Loraina schrijft zich na ontslag in bij het UWV. Welke taak van het UWV helpt haar het meest?
A
Boetes uitdelen
B
Uitkeringen verstrekken
C
Helpen bij belastingaangifte

Slide 13 - Quizvraag

💡 Toelichting: Het UWV verstrekt uitkeringen aan werklozen.
Daliya ontvangt een WW-uitkering van €2.400 per maand en is drie maanden werkloos. Hoeveel ontvangt zij totaal?

A
€6.400
B
€7.200
C
€2.400

Slide 14 - Quizvraag

💡 Toelichting: €2.400 x 3 maanden = €7.200.
Bij economische groei ontstaan er meer vacatures. Wat is dan de juiste redenering?
A
Economische groei > Minder productie > Minder winst
B
Economische groei > Meer vraag > Minder banen
C
Economische groei > Meer productie > Meer winst > Meer banen

Slide 15 - Quizvraag

💡 Toelichting: Grotere productie levert meer winst en zorgt voor meer werk.
Welke van de volgende zinnen over de arbeidsmarkt is juist?
A
De vraag naar arbeid zijn de werkzoekenden
B
Het aanbod van arbeid bestaat uit vacatures
C
Bij een tekort op de arbeidsmarkt is er weinig personeel beschikbaar

Slide 16 - Quizvraag

💡 Toelichting: Een tekort betekent dat bedrijven moeilijk personeel kunnen vinden.
Caglar kijkt naar Prinsjesdag. Het CPB verwacht €276,7 miljard uitgaven en €725 miljard inkomen. Hoe bereken je het percentage overheidsuitgaven?
A
276,7 / 725 x 100
B
725 / 276,7 x 100
C
276,7 x 725

Slide 17 - Quizvraag

💡 Toelichting: Je deelt uitgaven door inkomen en vermenigvuldigt met 100.
Wat is economische groei?
A
Toename van het inkomen
B
Toename van de productie
C
Toename van werkloosheid

Slide 18 - Quizvraag

💡 Toelichting: Economische groei = meer productie van goederen en diensten.
Een bedrijf bouwt een grotere fabriekshal en schaft nieuwe machines aan. Waar wijst dit op?
A
Kleinere productie
B
Groei van het bedrijf
C
Economische krimp

Slide 19 - Quizvraag

💡 Toelichting: Investeringen duiden op uitbreiding en groei.
Wie zorgt er voor een schoon marktplein?
A
Vrijwilligers
B
De overheid
C
De supermarkt

Slide 20 - Quizvraag

💡 Toelichting: Openbare ruimten worden onderhouden door de overheid.
Welke instanties horen bij formele productie?
A
Overheid en bedrijven
B
Alleen vrijwilligers
C
Gezinnen

Slide 21 - Quizvraag

💡 Toelichting: Formele productie is betaald en geregistreerd werk.
Wat is een voorbeeld van een productiefactor?
A
Loon
B
Arbeid
C
Prijs

Slide 22 - Quizvraag

💡 Toelichting: Arbeid is één van de vier productiefactoren: natuur, kapitaal, arbeid en ondernemerschap.
Mats koopt een broek van €48,40 met €8,40 btw. Wat is de verkoopprijs exclusief btw?

A
€40
B
€8,40
C
€48,40

Slide 23 - Quizvraag

💡 Toelichting: €48,40 - €8,40 = €40.
Op een pakje sigaretten van €6 zit accijns. Als Danny 5 pakjes koopt, hoeveel geeft hij totaal uit?
A
€5
B
€6
C
€30

Slide 24 - Quizvraag

💡 Toelichting: €6 x 5 = €30.
Sagira verdient €1.720 per maand. Na loonheffing krijgt ze minder. Wat is loonheffing?
A
Een toeslag
B
Geld dat je extra krijgt
C
Geld dat ingehouden wordt voor belasting en premies

Slide 25 - Quizvraag

💡 Toelichting: De werkgever houdt dit bedrag in op het loon voor belasting en sociale zekerheid.
Wat is GEEN volksverzekering?
A
AOW
B
Wlz
C
WW

Slide 26 - Quizvraag

💡 Toelichting: WW is een werknemersverzekering, geen volksverzekering.
Bij wie betaal je loonbelasting?
A
De belastingdienst
B
De werkgever
C
De overheid

Slide 27 - Quizvraag

💡 Toelichting: De werkgever draagt de belasting af aan de Belastingdienst.
Welke auto is het voordeligst in de motorrijtuigenbelasting?
A
Benzine
B
Gas
C
Diesel

Slide 28 - Quizvraag

💡 Toelichting: Benzineauto's zijn meestal lichter en goedkoper in belasting dan diesel of gasauto’s.