In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Noem minimaal 2 arbeidsmotieven.
Slide 1 - Open vraag
Welk beroep hoort tot de agrarische sector?
A
Buschauffeur
B
Veehouder
C
Metselaar
D
Timmerman
Slide 2 - Quizvraag
Welk beroep hoort tot de industriële sector?
A
Verpleegster
B
Buschauffeur
C
Bloemenkweker
D
Timmerman
Slide 3 - Quizvraag
Kies uit leidinggevende of uitvoerende. Sarah is teamleider bij een zorginstelling zij is
A
Leidinggevende
B
Uitvoerende
Slide 4 - Quizvraag
Kirill is werkzaam als onderhoudsmonteur hij is
A
Leidinggevende
B
Uitvoerende
Slide 5 - Quizvraag
Marieke en Stacy werken bij hetzelfde bedrijf. Ze zijn beiden 34 jaar en werken hetzelfde aantal uren. Toch verdient Marieke meer dan Stacy. Noem twee mogelijke redenen waarom Marieke meer verdient dan Stacy.
Slide 6 - Open vraag
Ronald wordt aangenomen bij een installatiebedrijf. Hij krijgt een contract voor een half jaar. In de arbeidsovereenkomst staat dat Ronald een proeftijd heeft van vier weken. Mag Ronalds baas een proeftijd opnemen in het contract? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open vraag
Als je het hebt over het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid, dan bedoel je daarmee....
A
De arbeidsmarkt
B
De beroepsbevolking
C
De vacatures
D
De werkgelegenheid
Slide 8 - Quizvraag
Het aanbod van arbeid bestaat uit alle banen en vacatures is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werken of werkloos zijn. Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Als veel mensen een baan zoeken, neemt de beroepsbevolking af. Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
In een land zijn 550.000 werklozen. Dat is 8% van de beroepsbevolking. Bereken hoe groot de totale beroepsbevolking is.
Slide 12 - Open vraag
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid, ontstaat er_____
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid
C
Werkgelegenheid
D
Werkloosheid
Slide 13 - Quizvraag
Werkzoekenden die niet bij het UWV staan ingeschreven, noem je de_____
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid
C
Werkgelegenheid
D
Werkloosheid
Slide 14 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een sociaal gevolg voor iemand die werkloos is.
Slide 15 - Open vraag
Er zijn 1.234.000 jongeren die werken. Daarvan zijn er 155.000 werkloos. Hoeveel procent is werkloos?