PES & SMART

Verpleegkundige methodiek
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Verpleegkundige methodiek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les:
  • Herhalen van het verpleegproces
  • PES
  • SMART doelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Waar denk je aan bij het verpleegproces?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan methodisch werken
1. Verzamelen van gegevens
2. Vastellen van de behoefte en het probleem
3. Vaststellen doelen 
4. Vaststellen van en plannen zorgactiviteit
5. Bepalen en plannen van de verpleegkundige interventies
6. Het evalueren van de verpleegkundige zorg


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over het
stellen van een
verpleegkundige diagnose ?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verpleegkundige diagnose stellen
Verpleegprobleem:
Zijn verschijnselen waar je je als verpleegkundige op richt. Problemen die (kunnen) optreden in de fundamentele levensverrichtingen als gevolg van gezondheidsverstoringen.
Dit houdt in:
Als verpleegkundige gebruik je jouw deskundigheid om de zorgvrager te ondersteunen in zijn problemen, maar kijkt ook hoe je problemen kan voorkomen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is een verpleegprobleem?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is het verschil tussen een actueel en potentieel probleem?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actueel probleem

Verpleegproblemen die zich op een bepaald moment voordoen en door verpleegkundige kunnen worden vastgesteld.

Potentieel probleem

Doen zich nog niet voor, maar worden verwacht.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welk hulpmiddel / methodiek gebruik je om verpleegprobleem te benoemen?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met de PES
A
formuleer je het verpleegdoel
B
omschrijf je het verpleegprobleem
C
omschrijf je de interventies
D
toets je je hypothese

Slide 12 - Quizvraag

antwoord B

Het verpleegdoel omschrijf je met SMART (of RUMBA)
De PES staat voor:
A
probleem, ernst, situatie
B
probleem, oorzaak, symptoom
C
patiënt, ernst, status
D
probleem, oorzaak, SMART

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is PES ?

  • De PES wordt gebruikt om een verpleegkundige diagnose te maken SMART is een hulpmiddel waar een verpleegdoel aan moet voldoen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een verpleegplan?
Het verpleegprobleem 

P = Problem > verpleegkundige diagnose/probleem
E = Ethiologie > oorzaak van het probleem
S= Symptoms > Symptomen van het probleem: wat zie je? Wat hoor je?  Waaruit blijkt dat het probleem bestaat?



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P?
  • De P staat voor Probleem
  • Een probleem is een beknopte beschrijving van de actuele en/of potentiële gezondheidsproblemen van de zorgvrager, zijn naasten en zijn omgeving.
  • Voorbeelden zijn angst, pijn, verdriet, verstoorde slaap of verminderde mobiliteit.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E?

  • De E staat voor Etiologie (oorzaak)
  • Hierin wordt beschreven wat het probleem veroorzaakt, beïnvloedt of wat bijdraagt aan het ontstaan ervan

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

S?
  • De S staat voor Symptomen
  • Hierin worden de symptomen (verschijnselen) beschreven die het gevolg zijn van het probleem.
  • Onderverdeeld in objectieve en subjectieve symptomen.
  • V.B. Koorts en een hoge bloeddruk-> objectief 
  • Pijn en onrust-> subjectief

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De patiënt heeft doorlig-plekken omdat hij teveel op bed ligt
Omdat dit probleem niet PES geformuleerd is, kun je niet met zekerheid zeggen welke interventie je het beste kan treffen om de doorligplekken te behandelen en welke doel je moet stellen. Laten we dit probleem  volgens de PES-criteria formuleren.
 Probleem
De patiënt heeft doorlig-plekken.
De patiënt geeft aan pijn aan zijn stuit te hebben.
Etiologie
Dhr. ligt gem. 18 uur per dag op bed.
Dhr. heeft een slechte voedsel-intake.
Dhr. heeft een dunne huid door gebruik corticosteroïden.
Dhr. is elke nacht incontinent van urine.
Symptoom
Een vervelling met roodheid midden op de rug.
Een paarsrode open wond op de stuit.
Verharding van de huid op de stuit.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formulering PES
Verpleegprobleem is altijd vanuit de zorgvrager geformuleerd en voldoet inhoudelijk aan de PES structuur!

Hulpmiddel bij formuleren verpleegprobleem:
“Meneer/Mevrouw (zorgvrager) heeft/is/wil/kan…….. als gevolg van/ in verband met …….

Bijvoorbeeld; Mevrouw kan zich niet zelfstandig aankleden (P). Door een krachtbeperking in haar armen als gevolg van MS (E), lukt het mevrouw niet om knopen, bh sluiting, ritsen te openen of te sluiten (S)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke diagnose stel jij?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formulering volgens de PES voor meneer de Jong.
Meneer De Jong (87) heeft COPD en zit in een rolstoel omdat hij te weinig energie heeft om te lopen. Op zijn stuit heeft meneer een rode plek. De huisarts constateerde dat meneer ondervoed is. Meneer is nu opgenomen in het verpleeghuis.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren PES:
Meneer De Jong (87) heeft COPD en zit in een rolstoel omdat hij te weinig energie heeft om te lopen. Op zijn stuit heeft meneer een rode plek. De huisarts constateerde dat meneer ondervoed is. Meneer is nu opgenomen in het verpleeghuis.

Slide 24 - Open vraag

P (probleem): wat is het probleem waar dhr de Jong last van heeft?

E (oorzaak): wat is de oorzaak van dit probleem (of oorzaken)?

S (symptomen): wat is of zijn symptomen die dhr laat zien?
Formulering volgens de PES voor mevrouw Pietersen.
Mw Pietersen is overgeplaatst van het ziekenhuis. Ze heeft een heupoperatie ondergaan na een gebroken heup.
In het ziekenhuis had ze bedrust en ze komt bij jullie op de afdeling om te revalideren. Ze klaagt over buikpijn, ze heeft 3 dagen geen ontlasting gehad.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren PES:
Mw Pietersen is overgeplaatst van het ziekenhuis. Ze heeft een heupoperatie ondergaan na een gebroken heup.
In het ziekenhuis had ze bedrust en ze komt bij jullie op de afdeling om te revalideren. Ze klaagt over buikpijn, ze heeft 3 dagen geen ontlasting gehad.

Slide 26 - Open vraag

P (probleem): wat is het probleem waar dhr de Jong last van heeft?

E (oorzaak): wat is de oorzaak van dit probleem (of oorzaken)?

S (symptomen): wat is of zijn symptomen die dhr laat zien?
Formulering volgens de PES voor mevrouw De Boer
Mevrouw de Boer is bij jou op de afdeling opgenomen. Ze zegt dat ze de laatste drie dagen heel slecht slaapt omdat het zo lawaaierig is op de gang. ​
Ze geeft aan dat ze door haar slaapgebrek erg veel overdag slaapt en erg prikkelbaar is.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren PES:
Mevrouw de Boer is bij jou op de afdeling opgenomen. Ze zegt dat ze de laatste drie dagen heel slecht slaapt omdat het zo lawaaierig is op de gang. ​
Ze geeft aan dat ze door haar slaapgebrek erg veel overdag slaapt en erg prikkelbaar is.

Slide 28 - Open vraag

P (probleem): wat is het probleem waar dhr de Jong last van heeft?

E (oorzaak): wat is de oorzaak van dit probleem (of oorzaken)?

S (symptomen): wat is of zijn symptomen die dhr laat zien?
Beïnvloedende factoren
Je klinische blik ontwikkel je door kennis en ervaring en bestaat uit:
  • je verpleegkundige basiskennis
  • de informatie van de zorgvrager
  • de informatie van de naasten van de zorgvrager of mensen uit zijn omgeving (het sociale netwerk)
  • de informatie van andere zorgverleners
  • de informatie die je hebt gekregen tijdens verpleegkundige handelingen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben in staat om volgende week
voor mijn eigen casus
de verpleegproblemen vanuit de PES te formuleren
A
Ja, geen uitleg meer nodig
B
Ja, maar ik vraag denk ik nog wel hulp
C
Nee, het is mij totaal niet duidelijk
D
Anders

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
We gaan verder met SMART

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Wat weten jullie van SMART doelen?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is SMART

  • Doelstellingen worden vaak te vaag en vrijblijvend geformuleerd als wensen of goede voornemens. Om zo veel mogelijk uit de zorg te halen die je geeft moet je SMART doelen stellen.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

S
  • Specifiek
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

M
  • Meetbaar

  • Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.
 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
  • Acceptabel

  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Je weet waarom je het doel wilt bereiken

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R
  • Realistisch

  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

T
  • Tijdsgebonden

  • Wat is de periode dat het doel klaar moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet gebruiken:
  • meer
  • beter
  • veel
  • weinig
  • goed
  • voldoende
Wel gebruiken:
  • Ik kan...
  • Binnen nu en...
  • Over 2 maanden  

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevat een SMART doel een eindtijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil dat mevr. Jansen tijdens het ontbijt voldoende eet.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op 1 december 2021 weeg ik 65 kilo
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doelen zijn SMART geformuleerd. Waar zijn de doelen op gericht?

A
Proces
B
Actie
C
Bepaald resultaat
D
Inspanning

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
A
Dat is slimmer
B
Om te checken of ze behaald zijn
C
Het staat mooier
D
Om tussentijds te checken of je de goede dingen doet

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

doelen belangrijk?

Slide 48 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

SMART wordt gebruikt voor:
A
Het schrijven van een ondersteuningsplan
B
Controleren of je je dagtaken op werk hebt uitgevoerd
C
Het formuleren van doelen

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit Smart?
Over 2 maanden ben ik in staat om 
SMART doelen te maken volgens de richtlijnen en gebruik ik deze in mijn BPV verslagen

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?


  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
  • Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies