2 Schrijven in de praktijk 2.1 2.2 2.3

2 Schrijven in de praktijk
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 Schrijven in de praktijk

Slide 1 - Tekstslide

Paragrafen
In deze LessonUp behandelen we:
2.1 Informatieve teksten schrijven
2.2 Instructieve teksten schrijven
2.3 Betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Informatieve teksten

Slide 3 - Tekstslide

Informatieve tekst

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer informatieve teksten?

Slide 5 - Tekstslide

Informatieve teksten

Slide 6 - Tekstslide

Lange informatieve teksten
Deze bestaan uit 3 delen:
- inleiding: introduceer het onderwerp, lezer interesseren om door te lezen
- middenstuk: schrijf over de verschillende deelonderwerpen
- slot: geef een korte samenvatting van het belangrijkste, vertel een toekomstverwachting, geef een conclusie of advies.

Slide 7 - Tekstslide

besteed voldoende aandacht aan een goede inleiding:
- vertel waarom je de tekst schrijft (DE AANLEIDING)
- vertel een kort, grappig (waargebeurd) verhaal (ANEKDOTE OM DE AANDACHT TE TREKKEN)
- geef een voorbeeld van het onderwerp (AANDACHT TREKKEN OF ONDERWERP KORT VERDUIDELIJKEN)
- stel een of meerdere belangrijke VRAGEN, die je later in het middenstuk gaat beantwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Een informatieve tekst...
A
heeft nooit een slot
B
bevat altijd een mening
C
heeft altijd maar 1 onderwerp
D
gaat over feiten

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 11 - Quizvraag

Een informatieve tekst...
A
... probeert je ergens van te overtuigen.
B
... probeert je aan het lachen te maken.
C
... probeert je alleen informatie te geven.
D
... probeert je ergens toe over te halen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 13 - Quizvraag

Wat is NIET een informatieve tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een interviewverslag
C
een boekrecensie
D
een folder van de dermatoloog

Slide 14 - Quizvraag

Maken
blz. 163-166
Opdracht 1-2-3-4 (3 met teksten online)

Rustig tempo? Maak dan opdracht 1-4

Slide 15 - Tekstslide

2.2 Instructieve teksten

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer instructieve teksten?

Slide 17 - Tekstslide

Vooraf
Welke instructie je ook schrijft, 
bedenk altijd eerst voor WELK PUBLIEK en met WELK DOEL je de instructie schrijft.

Slide 18 - Tekstslide

Stapen
  • Maak aantekeningen van de instructie.
  • Gebruik je aantekeningen als hulpbriefje voor je instructie.
  • Bewaar het hulpbriefje goed.

Slide 19 - Tekstslide

Een instructie geven
  • Noteer bovenaan een duidelijke titel 
  • noem het onderwerp en het doel van je instructie.
  • geef de informatie stap voor stap in een logische volgorde. Dit kun je verduidelijken door op te sommen (1. 2. 3. )
  • schrijf duidelijk, met de juiste woorden en met doe-woorden.
  • Gebruik afbeeldingen ter verduidelijking
  • controleer aan het eind of alles duidelijk is.

Slide 20 - Tekstslide

Doe-woorden / volgorde woorden
Doe-woorden: pak.... neem.... ga... noteer... doe...
volgorde woorden: eerst, dan, daarna, vervolgens, tot slot 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een instructie?
A
een uitleg
B
een samenvatting

Slide 22 - Quizvraag

instructie
A
manier om je doel te bereiken, tactiek
B
uitleg in stappen hoe je iets moet uitvoeren
C
hindernis, iets dat in de weg zit, je belemmert
D
voorwerp, ding

Slide 23 - Quizvraag

Een instructie...
A
begint vaak met een nummering en werkwoorden.
B
moet je meerdere keren uitproberen.
C
is een informatieve tekst met betogende elementen.
D
is altijd noodzakelijk.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is instructie?
A
het geven van een deskundige aanbeveling of tip
B
informatie met als doel de ander te helpen bij het vormen van een mening of nemen van een besluit.
C
het geven van gericht informatie over hoe, wanneer of op welke manier iets moet gebeuren

Slide 25 - Quizvraag

Instructie
A
verplichte stappen die genomen moeten worden
B
opvallende tekst met een plaatje
C
feiten over een gebeurtenis
D
opsomming met doe-woorden

Slide 26 - Quizvraag

Maken
blz. 168-171
Opdracht 1-3-4

Rustig tempo? Maak dan opdracht 1-3

Slide 27 - Tekstslide

2.3 Betoog schrijven

Slide 28 - Tekstslide

Het doel van een betoog

Slide 29 - Tekstslide

Opbouw van een betoog

Slide 30 - Tekstslide

Tips betoog schrijven
- zorg dat je lezer jouw betoog goed kan volgen
- maak verbanden tussen zinnen/alinea's duidelijk met signaalwoorden van:
* een opsomming (om te beginnen, ten tweede, daarnaast)
* reden of argument (daarom, omdat, want, dat blijkt uit, namelijk)
* toelichting of voorbeeld (bijvoorbeeld, zo, zoals, neem nou)
* conclusie (dus, concluderend, kortom, al met al)

Slide 31 - Tekstslide


Wat is een betoog? Een betoog is een ...
A
Tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten
B
Tekst waarin iemand je probeert te overtuigen om iets te doen
C
Tekst waarin iemand reclame maakt voor een bepaald product
D
Tekst waarin verschillende meningen met elkaar vergeleken worden

Slide 32 - Quizvraag

Veel betogen hebben een...
A
eendeling
B
tweedeling
C
driedeling

Slide 33 - Quizvraag

Betoog
A
Eigen mening met argumenten
B
opsomming met doe-woorden
C
opvallende tekst met een plaatje
D
zakelijke tekst

Slide 34 - Quizvraag

Betoog

Hij schreef een betoog over de straf.
A
tekst om iemand te amuseren
B
tekst om iemand over te halen
C
tekst om iemand te instrueren
D
tekst om iemand te overtuigen

Slide 35 - Quizvraag

Maken
blz. 173-176
Opdracht 1-2-3-4

Rustig tempo? Maak dan opdracht 2-4

Slide 36 - Tekstslide

(volgende LessonUp)
In de volgende LessonUp volgen de paragrafen 2.4  2.5  2.6

Slide 37 - Tekstslide