Blok 2: Grammatica, Spelling en Over Taal

• Alfabetisering NT2
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Blok 2: Grammatica

zinsontleding          woordbenoeming

                               ?                                         ?                  

Blok 2: Grammatica

Herhaling:

- Noem de 3 kenmerken van werkwoorden.

- Geef een voorbeeld van een elliptische zin. 

Kenmerken werkwoorden

1. Het zijn doe-woorden.

2. Vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet.

3. Het kan verschillende vormen hebben (vervoegen).

4. Zinnen zonder werkwoord noemen we elliptische zinnen.

 

Blok 2: Grammatica

Werkwoorden? Tijd?

''Houd jij voldoende rekening met het milieu? Lege batterijen breng je naar verschillende inleverpunten. Die vind je in veel winkels en supermarkten. Gooi lege batterijen dus nooit in de vuilnisbak. Er zitten vaak schadelijke stoffen in. Die zijn slecht voor het milieu.

Blok 2: Grammatica

Werkwoordsvormen in een zin:

1. Persoonsvorm (pv)

2. Hele werkwoord

3. Voltooid deelwoord (vdw)

''Na het ongeluk heeft Ali zijn moeder moeten bellen.''

''Na het ongeluk heeft Ali zijn moeder gebeld.''

''Na het ongeluk belde Ali zijn moeder.''

''Wij bellen onze moeders.''

Manieren om de pv te vinden

1. Tijdproef

Blok 2: Grammatica

Werkwoordsvormen in enkelvoudige - en samengestelde zinnen

Mijn zusje loopt naar school en ik heb de school bereikt met de auto.

Mijn zusje fietst niet naar school, omdat haar fiets kapot gegaan is.

Mijn auto heeft nieuwe banden gekregen.

Maken oefening:

Verplicht: 14, 15, 18, 19, 20, 21 en 23

Optioneel: 22

Blok 2: Spelling

Werkwoord, stam of ik-vorm?

- zitt          

- kijk na

- spellen

- besprek

- pas aan

- uitleggen

- noter

- et

- durv

- vrees

- blaf

- bonz

Werkwoordspelling - PV in t.t.

Regels:

1. Bij ik schrijf je de ik-vorm.

2. Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

3. Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

4. Als de ik-vorm eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.

5. Als je achter het werkwoord staat, schrijf je de ik-vorm.

Klankgroepen

1. Elk woord heeft 1 of meerdere klankgroepen.

2. Elke klankgroep heeft een grote of korte klank.

Bijvoorbeeld:

School --> 1 klankgroep met een lange klank.

Schooljuf --> 2 klankgroepen, 1 lang + 1 korte.

Schooljuffen --> 3 klankgroepen, 1 lang + 1 kort + 1 kort. 

Klankgroepen

bus --> 1 klankgroep, kort --> Verdubbel de medeklinker --> bussen

school --> 1 klankgroep, lang --> Laat een klinker weg -->

scholen

busraam --> 2 klankgroepen, 1 kort + 1 lang --> Laat een klinker weg --> busramen

i of ie?

STUDEREN!!

Maken oefening:

Verplicht: 27, 29, 30, 31

Optioneel: 28

Dictee plannen!

Blok 2: Over taal

Voorvoegsels	Achtervoegsels
on- = niet	-achtig = een beetje als...
wan- = slecht	-baar = je kunt het...
her- = opnieuw	-loos = zonder...
neo- = nieuw	-rijk = met veel...
mono- = alleen/één...
anti- = tegen

Blok 2: Over taal

Klassikaal oefening: 34

Zelfstanding of in tweetallen oefening: 35, 37 en 42.