Artikel deel 2

donderdag 18 maart 2012
Leg je spullen alvast klaar en ga lezen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

donderdag 18 maart 2012
Leg je spullen alvast klaar en ga lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

wat ga je doen?

Schrijfvaardigheid


Artikel
H 2.3 GL Talent

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken artikel

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

De onderdelen
Een artikel bestaat dus uit de volgende onderdelen. Door deze volgorde aan te houden, is het goed te volgen voor de lezer. 
  1. Titel: Zegt kort waar het artikel over gaat. Daarnaast moet de titel aansprekend zijn, zodat de lezer wordt geprikkeld om het artikel verder te lezen. 
  2.  Inleiding: Een artikel begint met een korte beschrijving van het onderwerp. In de inleiding staat de belangrijkste informatie van het stuk. Je kunt er ook voor kiezen om een voorbeeld te geven. Dit maakt de lezer nieuwsgierig. 
  3. Middenstuk: Hierin zet je alles wat je wilt vertellen, verdeeld over meerdere alinea’s. 
  4. Slot: Je eindigt met het geven van een conclusie waarin je het artikel samenvat. 
  5. Naam van de schrijver: De naam van de auteur staat meestal helemaal onderaan het artikel. 

Slide 6 - Tekstslide

aan de slag
Digitaal talent op GL niveau
maken 2 t/m 5

timer
20:00

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken
H 2.3
opdracht 2,5

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk do. 18 maart

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft een artikel ?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 11 - Quizvraag

is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een artikel of een brief?
A
artikel
B
brief

Slide 13 - Quizvraag

Staan er alinea's in een artikel?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Je sluit een artikel af met 'Met vriendelijke groet'
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
in een artikel staan feiten en meningen
B
in een artikel staan alleen meningen
C
in een artikel staan alleen feiten
D
een recept kan ook een artikel zijn

Slide 16 - Quizvraag

Onder een artikel zet je altijd:
A
slotformule
B
je eigen naam (en klas)
C
groetjes,
D
bedankt

Slide 17 - Quizvraag

Wat heb ik deze les geleerd?

Slide 18 - Open vraag

Waar wil ik nog meer uitleg over?

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag...
Lees eerst de volgende situatie en maak daarna de schrijfopdracht.


Slide 20 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Lees eerst de volgende situatie en beantwoord voor jezelf:
- Wat voor tekst moet ik schrijven? 
- Wat is het doel van mijn tekst? 
- Wie is het publiek van mijn tekst?
Situatieschets schrijfopdracht
Het einde van het schooljaar is in zicht en in jullie klas deelt de mentor de rapporten uit. Over sommige rapporten is de mentor erg tevreden, maar andere stemmen hem minder gelukkig. Volgens jullie mentor zijn er leerlingen in de klas die meer tijd aan hun bijbaantje besteden dan aan hun schoolwerk, wat ten koste zou gaan van de cijfers. Al snel ontstaat er in de klas een discussie over bijbaantjes. Veel leerlingen blijken een bijbaantje te hebben en de meeste leerlingen onderstrepen het belang van een bijbaantje: het geld dat ermee verdiend wordt, heeft men bijvoorbeeld hard nodig. Een leerling verwijst daarnaast naar de tekst ‘Enig idee wat die frappucino’s kosten?’ en citeert de uitspraak van Gabriëlla Bettonville van het Nibud: “Als je zakgeld kreeg en als scholier een bijbaantje had, kun je later beter met geld omgaan.” Daarom is het volgens deze klasgenoot ook belangrijk om een bijbaantje te hebben. Toch zijn er ook kritische geluiden te horen. Iemand geeft aan dat zijn schoolwerk inderdaad te lijden heeft onder zijn bijbaantje. Als zijn baas belt of hij wil werken, terwijl er eigenlijk geleerd moet worden voor een belangrijke toets, kiest hij er toch vaak voor om te gaan werken. Ook vragen sommige leerlingen zich af of je inderdaad beter met geld om leert gaan door een bijbaantje: het geld dat binnenkomt, wordt namelijk vaak ook weer snel uitgegeven. Je denkt nog eens over dit onderwerp na en besluit een artikel voor de schoolkrant te schrijven. In dit artikel, dat gelezen zal worden door leerlingen en docenten, ga je in op de vraag of bijbaantjes wel of niet nuttig zijn.

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf een artikel
Lees goed de opdracht en markeer in de situatieschets en in de bijbehorende tekst de punten die in je artikel moeten komen te staan. Maak vervolgens een verdeling van alinea's: (inleiding - kern - slot, waarbij de kern uit meerdere alinea's kan bestaan)
De opdracht
Schrijf het artikel voor de schoolkrant. Gebruik hierbij de gegevens van de tekst op de vorige bladzijde en de tekst ‘Enig idee wat die frappuccino’s kosten?’. Gegevens die niet in de opdracht vermeld staan, moet je zelf bedenken. Besteed in jouw artikel aandacht aan de volgende onderwerpen:
− de aanleiding voor het artikel: de discussie in de les;
− de inhoud van de discussie;
− een beschrijving van de situatie in jouw klas: geef aan hoeveel leerlingen een bijbaantje hebben en noem minimaal drie voorbeelden van het soort werk dat ze doen;
− een beschrijving van jouw eigen situatie: geef aan of je een bijbaantje hebt en leg uit waarom wel of niet;
− jouw mening over de vraag of bijbaantjes nuttig zijn of niet;
− twee argumenten voor deze mening, ontleend aan de voorgaande tekst, aan de tekst ‘Enig idee wat die frappuccino’s kosten?’ en/of aan je eigen ervaring;
− een advies aan klasgenoten: wat kunnen ze doen om ervoor te zorgen dat hun schoolwerk niet onder een bijbaantje lijdt?
Maak er een samenhangend geheel van en zet er een passende titel boven. Vermeld je naam en de klas waarin jij zit onder het artikel.

Slide 22 - Tekstslide