H3 Grammatica H15 woordsoorten

Welke woordsoorten ken je?
1 / 17
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke woordsoorten ken je?

Slide 1 - Woordweb

Wat is geen woordsoort?
A
Voorzetsel
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 2 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 3 - Quizvraag

Wat is 'de' voor woordsoort?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bepaald lidwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 4 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig'
A
zn
B
zww
C
bn
D
lw

Slide 5 - Quizvraag

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
bijwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 9 - Quizvraag

Tekst
Deze ken ik al
Deze ken ik nog niet
aanwijzend voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
infinitief
persoonlijk voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
voltooid deelwoord
onvoltooiddeelwoord

Slide 10 - Sleepvraag

Wederkerend voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Me
Je
Jou
Wij
Ons

Slide 11 - Sleepvraag

Aanwijzende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden
Persoonlijk 
voornaamwoord
Bezittelijk
voornaamwoord
die
deze
zulk
wie
wat voor
welk
zo'n
diegene
ik
hij
ons
Haar
jullie
Zijn

Slide 12 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 13 - Sleepvraag

'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter. 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord 
Onbepaald voornaamwoord 
Je 
Jezelf

Slide 14 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die

Slide 15 - Sleepvraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Wat
heb
je
met
dit
alles 
gedaan?

Slide 16 - Sleepvraag

aanwijzend voornaamwoord
(aanw.vnw)
vragend voornaamwoord (vr.vnw)
Geen aanwijzend of
vragend voornaamwoord
deze
daar
die
wie
dit
wat
waar
welk
dat

Slide 17 - Sleepvraag