Serie en parallel klas 2

serie en parallel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

serie en parallel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

In een serieschakeling heb je meerdere stroom kringen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In een serie schakeling branden de lampjes heel fel
A
niet waar
B
waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat doen isolatoren?
A
Geven elektriciteit door
B
Houden elektriciteit tegen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de eenheid van stroomsterkte
A
mV
B
mW
C
Volt
D
Ampère

Slide 6 - Quizvraag

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is waar?


A
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
B
Bij een parallelschakeling is de stroomsterkte overal even groot.

Slide 8 - Quizvraag

Wat het je nodig om een elektromotor te laten draaien
A
magneet en spoel
B
spoel en batterij
C
batterij en magneet
D
stopcontact en magneet

Slide 9 - Quizvraag

Bij parallel heb je meer draden nodig en branden de lampjes fel
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

welke spanningsbronnen werken op gelijkspanning?
A
stopcontact
B
batterij
C
dynamo
D
accu

Slide 11 - Quizvraag

welke spanningsbronnen zijn wisselspanning
A
generator
B
staafbatterij
C
dynamo
D
magneet

Slide 12 - Quizvraag

wat wordt aangetrokken door een magneet
A
koper
B
nikkel
C
ijzer
D
goud

Slide 13 - Quizvraag

In een serie schakeling wordt de stroomsterkte verdeeld
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De spanning is
6 V. Hoeveel
staat er op 1
lamp?
A
6 v
B
2 v
C
1 v
D
3 v

Slide 15 - Quizvraag

In een serieschakeling heb je weinig snoeren nodig
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

bij een parallel schakeling wordt de stroomsterkte verdeeld
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

bij een parallelschakeling branden de lampjes fel
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wat doet een geleider?
A
Geeft stroom gemakkelijk door.
B
Houdt stroom tegen.

Slide 19 - Quizvraag

In welke eenheid meet je spanning?
A
V
B
W
C
A
D
P

Slide 20 - Quizvraag

wat gebeurt er als de spanning groter wordt?
A
de stroomsterkte wordt kleiner
B
de stroomsterkte wordt groter
C
de stroomsterkte blijft gelijk
D
de stroomsterkte wordt verdeeld

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

waaruit bestaat een elektromotor?
A
spoel en magneet
B
batterij en magneet
C
spoel en batterij

Slide 23 - Quizvraag