H8 geluid par 8.3

geluidsterkte
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

geluidsterkte

Slide 1 - Tekstslide

Regels in de klas:

  • Op je plek blijven zitten
  • Aan het werk als je moet werken
  • Werken met potlood
  • Neem je rekenmachine altijd mee

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit


  • Uitleg geluidsterkte en geluidsoverlast
  • Nakijken huiswerk en so
  • Zelf aan het werk

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan wij bespreken
  • wat is en hoe meten wij geluidsterkte
  • amplitude
  • gehoordrempel en pijngrens
  • audiogram
  • hoe kunnen geluidsoverlast verminderen

Slide 4 - Tekstslide

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
Een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 5 - Quizvraag

In de ruimte tussen de sterren kun je geen geluid horen. Hoe komt dit?
A
Er zijn geen geluidsbronnen
B
Er zijn geen geluidsontvangers
C
Er is geen tussenstof
D
Er is geen zwaartekracht

Slide 6 - Quizvraag

Geluidsnelheid verschilt per tussenstof. Wat is de geluidsnelheid in lucht?
A
340 kilometer per uur
B
340 meter per seconde
C
3400 kilometer per uur
D
3400 meter per seconde

Slide 7 - Quizvraag

Welke twee uitspraken over geluid zijn waar? (selecteer 2 antwoorden)
A
Een geluidsbron bevat zintuigcellen
B
Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen
C
Het trommelvlies geeft geluidstrillingen door
D
Voor geluid zijn altijd trillingen nodig

Slide 8 - Quizvraag

Een snaar produceert een toon. Waarvan hangt de toonhoogte van deze snaar onder andere af?
A
De dikte van de snaar
B
De kleur van de snaar
C
de temperatuur van de snaar
D
het materiaal van de snaar

Slide 9 - Quizvraag

Een voorwerp trilt met een bepaalde frequentie. Wat weet je over de toon als je de frequentie weet? (selecteer 2 antwoorden)
A
De geluidsterkte van de toon
B
Het aantal trillingen per seconde
C
Hoelang de toon blijft klinken
D
De hoogte van de toon

Slide 10 - Quizvraag

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. De stemvork trilt dan:
A
400 keer per seconde
B
400 keer per minuut
C
400 keer per uur
D
400 keer per dag

Slide 11 - Quizvraag


Wat doet een oscilloscoop?
A
Geluid opnemen
B
Geluidsterkte meten
C
Toonhoogtes vergelijken
D
Trillingen zichtbaar maken

Slide 12 - Quizvraag

Ouderen krijgen vaak gehoorproblemen. Waardoor komt dit vooral?
A
Hoge tonen harder gaan klinken
B
Lage tonen zachter gaan klinken
C
Hoge tonen minder goed te horen zijn
D
Lage tonen minder goed te horen zijn

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Geluidsterkte kan je ook op een oscilloscoop beeld zien.
Geluidsterkte geeft aan of iets hard of zacht klinkt

Slide 17 - Tekstslide

Geluidsterkte zie je aan de verticale as

Slide 18 - Tekstslide

amplitude
Hoe harder een geluid, hoe groter de amplitude 

Slide 19 - Tekstslide

Toonhoogte zie je aan de horizontale as
Geluidsterkte zie je aan de verticale as

Slide 20 - Tekstslide

Geluidsterkte geven aan in decibel
decibel en decible A

Slide 21 - Tekstslide

decibel meter

Slide 22 - Tekstslide

Gehoordrempel 0dB
Pijngrens  140 dB

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Geluid kan schadelijk:
- vanaf een geluidsterkte van 140dB(A)
- langdurig blootstelling geluid meer dan 80dB(A)

Slide 25 - Tekstslide

Maatregelen tegen geluidshinder
- Bij de geluidsbron
- Tussen de geluidsbron en de ontvanger
- Bij de ontvanger
  • weg asfalteren met geluidsarm asfalt
  • autobanden 
  • geluidswallen
  • geluidsschermen
  • huisisolatie

Slide 26 - Tekstslide

Audiogram

Slide 27 - Tekstslide

Aan geluidsgolven is te zien wat de geluidsterkte is van een geluid. Een harde toon:
A
Heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
B
Heeft een kleinere amplitude dan een zachte toon
C
Trilt minder vaak per seconde dan een zachte toon
D
Trilt vaker per seconde dan een zachte toon

Slide 28 - Quizvraag

Geluidsterkte wordt meestal beschreven in dB(A). De A geeft hierin aan dat er rekening gehouden is met:
A
De geluidsdrempel
B
Het menselijk gehoor
C
Het volume van lage tonen
D
Het volume van hoge tonen

Slide 29 - Quizvraag

Beneden de gehoordrempel:
A
Hoor je geen geluid
B
Begin je geluid net te horen
C
Hoor je wel geluid, maar doet het pijn
D
Hoor je wel geluid, maar doet het geen pijn

Slide 30 - Quizvraag

Te hard geluid is slecht voor je. Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor zeker schade op?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 31 - Quizvraag

Tegen geluidshinder van het verkeer kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Een voorbeeld van een maatregel bij de bron is:
A
Een geluidswal plaatsen
B
Geluidsarm asfalt gebruiken
C
Geluidsisolatie in woningen plaatsen
D
Grote bedrijfsgebouwen langs de weg plaatsen

Slide 32 - Quizvraag

Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor schade op als je er regelmatig en/of langdurig aan blootgesteld wordt?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 33 - Quizvraag

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Weet jij nu het verschil tussen de geluidsterkte en de toonhoogte?
ja
Niet helemaal, maar snap het wel
nee

Slide 35 - Poll

Je kan maatregelen noemen om de geluidsterkte te verminderen
Ja
nee

Slide 36 - Poll

Je kan uitleggen wat het verschil is in dB(A) en dB
ja
Nee, snap het wat
ik weet het niet

Slide 37 - Poll

weet je hoe een audiogram word gemaakt en hoe je deze kan aflezen?
ja
nee

Slide 38 - Poll

Het verschil tussen gehoordrempel en de pijngrens is duidelijk
ja
nee

Slide 39 - Poll

welke cijfer geef je de les van vandaag?
-1100

Slide 40 - Poll