Oefentoets hoofdstuk 5

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent:
Overeenkomst
A
afspraak
B
domheid
C
geduldig
D
nauwkeurig

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke woorden vind je de betekenis door naar de woorddelen te kijken?
A
bedrijf
B
kostbaar
C
ozonlaag
D
mislukken

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke uitleg met betrekking tot het meewerkend voorwerp past het best bij de werkwoord ‘ademen’, ‘geeuwen’, ‘toesturen’ en ‘vragen’?
A
De werkwoorden inschenken en meebrengen geven niet aan voor wie iets bestemd is.
B
De werkwoorden rennen en lopen geven niet aan voor wie iets bestemd is.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp:
De burgemeester gaat de lintjes uitreiken aan de heldhaftige jongens.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Een voorzetsel geeft vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Benoem de voorzetsels
Het protest tegen de regering houdt verband met de wet over de pensioenen.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de overtreffende trap van spannend?

Slide 20 - Open vraag

Is jouw neef even oud
A
dan ik
B
als ik

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.
Door vrijwilligers werd de […] (vervuilen) kantine volledig […] (opruimen).

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide