Wat is maatschappijleer?

Welkom bij Maatschappijleer


Meld je aan bij de Lesson-Up klas met de code:  dyzin
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zit 34 slide, met interactieve quiz, tekstslide en 2 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Maatschappijleer


Meld je aan bij de Lesson-Up klas met de code:  dyzin

Slide 1 - Tekstslide

Planning inhaalprogramma
SE1  65%: Thema's
  • Wat is maatschappijleer? 
  • Politiek 
  • Pluriforme samenleving 
  • Criminalitet 
  • Media
PO2 15%:
  • Een dag uit de toekomst bij jouw droombaan
PO3 10%:
  • Nieuwsitem presenteren a.d.h.v. 3 bronnen. 


Eindcijfer maatschappijleer komt ook op je diploma.  Een 7 of hoger = een compensatiepunt!


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat je sociale omgeving is.
  • Je kent het verschil tussen gedrags- en wetsregels en kunt hierbij voorbeelden noemen.
  • Je kent de vier bindingen en kunt uitleggen hoe je met anderen verbonden bent. 
  • Je kunt uitleggen wat sociale cohesie en polarisatie betekenen en hoe sociale cohesie zorgt voor minder polarisatie. 
  • Je kent de kernbegrippen van maatschappijleer (waarden, normen, belangen & macht) en kunt deze in eigen woorden uitleggen. 

Slide 3 - Tekstslide

Samenleven
  • Maatschappijleer gaat over de samenleving.

  • Samenleven doe je in grote en kleine groepen (bv met je gezin, klasgenoten, je sportteam).

  • Sociale omgeving: kleine groep mensen die je regelmatig ziet.

Slide 4 - Tekstslide

Samenleven
  • Samenleven doe je ook in een grotere groep, bv inwoners van Nederland wonen allemaal samen in Nederland.

  • Maatschappij: grote groep mensen die samenleeft.
  • Socialisatie: wanneer je leert om met andere mensen om te gaan en je gedraagt volgens de regels en normen van de samenleving.

Slide 5 - Tekstslide

Samenleving kan niet zonder regels
  • Ongeschreven regels: Regels die je automatisch toepast en vanzelfsprekend vindt. Deze zijn ZELDEN opgeschreven.

  • Hebben vaak met fatsoen te maken: fatsoensregels.
  • Vb: iemand een hand geven die aan je voorgesteld wordt, opstaan voor ouderen in de bus.

Slide 6 - Tekstslide

  • Geschreven regels of wetsregels: regels die in de wet zijn vastgelegd. Deze regels zijn ALTIJD opgeschreven.

  • Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen of je verdient het minimumloon als je werkt.

Slide 7 - Tekstslide

Identificatie
Mensen spiegelen zichzelf aan anderen. Ze vergelijken zich en nemen andermans gedrag over, dit doen ze wanneer ze een 'klik' met iemand hebben. 

Als je deze kenmerken bij meer mensen ziet ontstaat er groepsidentificatie. Je hebt namelijk dezelfde kenmerken of gewoonten.

Slide 8 - Tekstslide

Sociale cohesie
Sociale cohesie => Het gevoel dat mensen hebben als ze bij elkaar horen. Het wij-gevoel.

Sociale cohesie kan er bijvoorbeeld zijn:
  • in een buurt.
  • op een school.
  • in een land.

Slide 9 - Tekstslide

Wij en zij
Wij groep - Wanneer een groep zich sterk met elkaar verbonden voelt.
Zij groep -Groep die als ‘tegenstanders’ van de ‘wij-groep’ wordt gezien.

Voorbeelden: 
  • Voetbalsupporters van verschillende clubs.
  • Werknemers van concurrerende bedrijven.
  • Leerlingen van verschillende scholen.

Polarisatie = Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Kernbegrippen
Belangrijke begrippen die bij maatschappijleer vaak terugkomen:

  • Waarden en Normen
  • Belangen
  • Macht
  • Machtsmiddelen

Slide 12 - Tekstslide

Waarden
  • Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven =>bijvoorbeeld: familie, aanzien,  respect, vrijheid, gezondheid, vrienden.

Een waarde kun je meestal in één woord omschrijven en klinkt soms een beetje vaag.

Slide 13 - Tekstslide

gehoorzaamheid 
geduld
humor
eerlijkheid 
kennis 
milieubehoud 
privacy
respect 
trouw
voorbereid zijn
zelfbeheersing
Waarden

Slide 14 - Tekstslide

Normen
  • Normen: Regels over hoe jij vindt dat mensen zich moeten gedragen.

  • Normen horen altijd bij een waarde: Je vindt iets waardevol, dus het is normaal dat deze regel daarbij hoort.  >  Bij de waarde familie kan  bijvoorbeeld de norm horen: je zorgt voor je opa en oma. 
Normen zijn regels of gebruiken die voortkomen uit jouw waardes

Slide 15 - Tekstslide

Waarden
  • Bij de waarde respect kan de norm horen dat je anderen niet pest.
  • Bij de waarde vriendschap past de norm samen uit, samen thuis. Of ik help mijn vrienden als ze problemen hebben. 

  • Sommige normen zijn zo algemeen dat het geschreven regels geworden zijn (wetten).
Normen zijn regels of gebruiken die voortkomen uit jouw waardes

Slide 16 - Tekstslide

Geschreven- en ongeschreven regels
Sommige waarden en normen zijn in de (grond)wet opgenomen. Daar moet iedereen zich aan houden. Dit zijn geschreven regels. Denk bijvoorbeeld aan niet stelen, elkaar gelijk behandelen. 

Er zijn veel ongeschreven regels, 
staan nergens maar je weet dat je 
het beter (niet) kan doen....

Niet boeren, niet winden, 
even op je beurt wachten, niet met eten gooien etc... 

Slide 17 - Tekstslide

Belangen
Een belang is het voordeel dat je ergens van hebt:    
  •   Jullie hebben belang bij een goed rooster en docenten bij tevreden leerlingen.              
  • Automobilisten hebben belang bij minder files. 
  • Ik heb belang bij een goed gevulde supermarkt in de wijk. 

Slide 18 - Tekstslide

Belangentegenstelling
Belangentegenstelling  > soms botsen belangen met elkaar.

Een winkelier wil winkeldiefstal voorkomen >  
maar hij wil geen klanten wegjagen met teveel bewakingscamera's of tassencontroles.

Jullie willen graag korter naar school > maar ik wil graag veel werken.

Automobilisten willen minder file > maar we willen liever niet te brede snelwegen aanleggen.


Slide 19 - Tekstslide

Macht
Macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden. 

Hierbij kan je gebruik maken van machtsmiddelen: middelen waarmee je gedrag van anderen kunt beïnvloeden.


Slide 20 - Tekstslide

Macht
De 7 machtsmiddelen zijn:  1. functie/beroep,  
2. Kennis 
3. aanzien,
4. geweld,  
5. aantal 
6. geld   
7. overtuigingskracht.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wat is sociale ongelijkheid?
Met sociale ongelijkheid bedoelen we dat niet iedereen dezelfde kansen heeft in de samenleving.

Bijvoorbeeld:
- op de arbeidsmarkt (een baan vinden).
- behandeling van mannen en vrouwen.
 
Wat is sociale ongelijkheid?

Slide 23 - Tekstslide

Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
je docent
B
de politie van je stad
C
je teamgenoten bij de sportvereniging
D
je huisarts

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een geschreven regel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen.
B
Geen afval op straat gooien.
C
Je moet je fiets altijd op slot zetten.
D
In restaurants geef je een fooi.

Slide 25 - Quizvraag

Welke stelling is juist?

1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.

2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 27 - Quizvraag

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een geschreven regel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school

Slide 28 - Quizvraag

Wie hoort er NIET bij je sociale omgeving?
A
Je teamgenoten
B
Je collega's op werk
C
Je klasgenoten
D
De slager om de hoek

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een goed voorbeeld van een ongeschreven regel?
A
Handen wassen na het plassen
B
Niet door rood lopen
C
Niet stelen
D
Geen geluidsoverlast veroorzaken.

Slide 30 - Quizvraag

Je rijbewijs halen voordat je gaat autorijden is....
A
een gedragsregel
B
een fatsoensregel
C
een wetsregel
D
niet nodig

Slide 31 - Quizvraag

Een ander woord voor een fatsoensregel is een:
A
omgangsregels
B
geschreven regel
C
ongeschreven regel
D
beleefdheidsregel

Slide 32 - Quizvraag

Je rijbewijs halen voordat je gaat autorijden is....
A
een gedragsregel
B
een fatsoensregel
C
een wetsregel
D
niet nodig

Slide 33 - Quizvraag

PO's & SE
  • Je krijgt het overzicht van maatschappijleer op papier uitgedeeld. Schrijf allemaal in je agenda, uiterlijk twee weken voor de kerstvakantie inleveren! 
  • Toetsweek deeltaak 3, SE 1 Maatschappijleer. Alleen herkansbaar wanneer ik je heb ZIEN werken in de les en PO en presentatie zijn afgerond. 
  • Schrijf je in voor een presentatiedatum. 2 leerlingen per les. 

Slide 34 - Tekstslide