M

Milieu en aarde 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Milieu en aarde 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is waar?

A
In de natuur speelt de mens een centrale rol. Helaas, dit is niet g
B
In het milieu speelt de mens een centrale rol.
C
De mens speelt een centrale rol in de natuur en niet in het milieu.
D
De mens speelt geen rol in de natuur en in het milieu

Slide 2 - Quizvraag

Is ongerepte natuur beter voor de aarde dan aangelegde natuur?
A
Ja, hier kunnen meer planten en bomen groeien
B
Nee, beide vormen van natuur zijn even goed voor de aarde
C
Ja, dit is beter voor het milieu
D
Nee, aangelegde natuur is beter omdat de aarde hierdoor zelf minder hoeft te doen

Slide 3 - Quizvraag

Waar zul je het meeste last hebben van luchtvervuiling?
A
Op het water met veel open vlaktes.
B
In een bos met veel bomen dicht op elkaar.
C
In een grote stad met veel auto’s en fabrieken.
D
Op een klein eiland met veel natuur.

Slide 4 - Quizvraag


Wat is een nadeel van een dassentunnel?
A
Niet alle dieren kunnen de tunnel gebruiken en ze kunnen vast komen te zitten.
B
Dassen kunnen de tunnel gebruiken om in de buurt van huizen te komen.
C
Het kan de dassen erg verwarren en ze laten verdwalen in het bos.
D
Dassentunnels verminderen het aantal verkeersslachtoffers onder dassen.

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zijn mensen ecoducten gaan bouwen?
A
Vanwege hun bijdrage aan zowel de natuur als de samenleving.
B
Omdat hierdoor meer autowegen gebouwd kunnen worden.
C
Omdat mensen deze natuurlijke brug ook kunnen gebruiken
D
Vanwege de lage kosten voor het bouwen en onderhouden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is biodervisiteit?
A
Alle dieren en planten die op aarde leven
B
Dieren die planten nodig hebben om te eten
C
Het aantal dieren op aarde
D
Alle levende wezens die op aarde leven

Slide 7 - Quizvraag

Wie heeft er gelijk?
A
Toulin: “Mensen maken geen onderdeel uit van een voedselketen.”
B
Maron: “Vleeseters zijn altijd veilig, omdat zij aan het einde van de voedselketen zitten.”
C
Nev: “Gegeten of gegeten worden betekent: je vangt en eet een prooi, of je bent een prooi.”

Slide 8 - Quizvraag

Welke diersoorten zijn alleseters?
A
De herbivoren
B
De carnivoren
C
De omnivoren
D
De flopnivoren

Slide 9 - Quizvraag

Waar zorgt de wolf
in de voedselketen voor?
A
Dat er genoeg te eten blijft voor de herten en de vossen in de voedselketen
B
Dat er te weinig eten is voor de andere dieren in de voedselketen
C
Er zou niks veranderen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van natuurbescherming?
A
Roofdieren opsluiten in een kooi, om de prooidieren in het wild te beschermen.
B
Een brug over een rivier bouwen, zodat er geen boten meer in de rivier hoeven te varen.
C
Het planten van bomen in een gebied waar veel ontbossing heeft plaatsgevonden.
D
Een bos kappen, zodat er meer plek is voor dieren die niet in bomen leven.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werkt het broeikaseffect
A
De dampkring zorgt ervoor dat een deel van de zonnestralen wordt opgenomen en een ander deel wordt teruggekaatst naar de ruimte
B
De dampkring zorgt ervoor dat de zonnestralen die de aarde bereiken niet meer kunnen ontsnappen
C
De dampkring zorgt ervoor dat de zonnestralen de aarde niet kunnen bereiken
D
Zonnestralen worden opgenomen en vastgehouden door waterdamp in de dampkring

Slide 12 - Quizvraag

Wat zou er gebeuren als er geen broeikaseffect was?
A
Het land zou overstromen
B
Het water zou bevriezen
C
Er zouden geen planten en dieren meer op aarde leven
D
Er zouden meer bosbranden komen

Slide 13 - Quizvraag

Een verhoging van de temperatuur op aarde kan zorgen voor meer regenval en hevige stormen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Vier leerlingen praten over het versterkte broeikaseffect. Wie beschrijft een mogelijk gevolg van het versterkte broeikaseffect?
A
Senn: “De winters over de hele wereld worden kouder.”
B
Aliyah: “De zeeën zullen langzaam verdwijnen.”
C
Ilias: “Er komen meer auto’s op de weg.”
D
Luuk: “Het leefgebied van de ijsbeer verdwijnt.”

Slide 15 - Quizvraag

Welke verandering in de natuur zorgt ervoor dat er minder zonlicht wordt teruggekaatst?
A
De toegenomen hoeveelheid CO₂ in de lucht.
B
Het smelten van ijs.
C
De extreme onweersbuien.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van Milieudefensie?
A
Milieudefensie wil dat alle bedrijven stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen.
B
Milieudefensie streeft naar een klimaatneutrale samenlevingn
C
Milieudefensie probeert zoveel mogelijk geld te verzamelen voor hun eigen organisatie.
D
Milieudefensie organiseert alleen protesten tegen de aanleg van snelwegen.

Slide 17 - Quizvraag

Waarom zou de ecologische voetafdruk van rijke landen groter zijn dan die van arme landen?
A
In rijke landen kopen mensen over het algemeen meer spullen en voedsel
B
In rijke landen zijn mensen over het algemeen hoger opgeleid.
C
In rijke landen wonen over het algemeen meer mensen.
D
In rijke landen wordt meer natuur gebruikt om bijvoorbeeld woningen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Een lage ecologische voetafdruk heeft geen invloed op de kwaliteit van leven en welzijn van mensen.
B
Een lage ecologische voetafdruk heeft geen impact op de samenleving als geheel.
C
Het verkleinen van de ecologische voetafdruk heeft geen invloed op klimaatverandering.
D
Een lage ecologische voetafdruk is belangrijk omdat het bijdraagt aan het behoud van natuurlijke hulpbronnen.

Slide 19 - Quizvraag

Welke tip zou er ook gegeven kunnen worden om de ecologische voetafdruk te verlagen?
A
Recycle voldoende afval
B
Kies de volgende vakantie voor de trein
C
Gebruik plastic zakken om afval in te verzamelen
D
Zorg dat je ecologische voetafdruk verdwijnt

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met groene stroom?

A
Groene stroom wordt opgewekt uit fossiele brandstoffen zoals steenkool, aardgas en aardolie.
B
Groene stroom is elektriciteit die wordt opgewekt door het installeren van energiezuinige apparaten.
C
Groene stroom is elektriciteit die wordt opgewekt uit duurzame energiebronnen.
D
Groene stroom is elektriciteit die wordt opgewekt door het gebruik van speciale groene kabels.

Slide 21 - Quizvraag

Wie heeft er gelijk?
A
Dean: “Werelddoelen zijn alleen opgesteld voor volwassenen. Kinderen kunnen daar niks aan doen.”
B
Bo: “Kinderen zijn de toekomst, daarom is het belangrijk dat zij ook leren over de werelddoelen”.
C
Eymen: “De Schijf van 7 is gemaakt voor oudere mensen”.

Slide 22 - Quizvraag