lees mee 18 + venetie

doof
slechthorend
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 46 min

Onderdelen in deze les

doof
slechthorend

Slide 1 - Tekstslide

het gehoorapparaat
het implantaat

Slide 2 - Tekstslide

gebarentaal
de zintuigen

Slide 3 - Tekstslide

ondersteunen =helpen
overdrijven = erger maken dan het is = aandikken

Slide 4 - Tekstslide

aantasten = schaden
Corona kan de hersenen aantasten

opmerkelijk =
 bijzonder/ speciaal

Slide 5 - Tekstslide

slingeren =
niet recht lopen

de vrees = bang zijn
de angst

Slide 6 - Tekstslide

het gelaat= het gezicht
wederzijds = van twee kanten
De liefde is wederzijds

Slide 7 - Tekstslide

een historische stad =
stad met veel oude gebouwen
drassig =zompig= moerassig
nat

Slide 8 - Tekstslide

wegzinken
drijven
drijvende dammen

Slide 9 - Tekstslide

er mee omgaan
Hoe ga je er mee om?
het schoeisel

Slide 10 - Tekstslide

ondergelopen = vol water
markant = opmerkelijk
bijzonder 

Slide 11 - Tekstslide

de bestemming =
waar je naar toe wilt gaan 
de basiliek = grote kerk 

Slide 12 - Tekstslide

de stormvloedkering
de riolering = waterafvoer

Slide 13 - Tekstslide

een synoniem van angst is
A
ik ben bang
B
onwetend
C
verdrietig
D
vrees

Slide 14 - Quizvraag

Ander woord voor 'grote kerk

Slide 15 - Open vraag


Slide 16 - Open vraag

overstromen
A
vollopen
B
nat zijn
C
te veel stroom
D
onderlopen

Slide 17 - Quizvraag

opmerkelijk
A
lelijk
B
mooi
C
fantastisch
D
markant

Slide 18 - Quizvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 19 - Sleepvraag


A
zenuwachtig
B
streng
C
zielig
D
boos

Slide 20 - Quizvraag

heel vaak
Hij komt...................te laat
A
zielig
B
tijdig
C
herhaaldelijk
D
van tevoren

Slide 21 - Quizvraag

overdrijven
A
niet zinken
B
aandikken
C
uitbreiden
D
groter maken

Slide 22 - Quizvraag

Waar ga je naar toe?
Wat is je ...........

Slide 23 - Open vraag

Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.


  • aandacht betsteden aan
  • beginnen met
  • brutaal zijn tegen
  • boos zijn op

Slide 24 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen

Slide 25 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 26 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 27 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 28 - Sleepvraag

Hij komt vaak te laat

vaak =  ..... 
A
langdurig
B
herhaaldelijk
C
tevoren
D
tijdig

Slide 29 - Quizvraag


A
de pech
B
boffen
C
tevoren
D
tijdig

Slide 30 - Quizvraag


A
van te voren
B
langdurig
C
tijdig
D
van te voren

Slide 31 - Quizvraag