present perfect diagnostisch

Never have I ever .....

present perfect 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Never have I ever .....

present perfect 

Slide 1 - Tekstslide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 3 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 4 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 5 - Tekstslide

I ............(never to steal) something

Slide 6 - Open vraag

He ..............(never to be)
a superhero

Slide 7 - Open vraag

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 8 - Tekstslide

ontkenningen maken in de present perfect
Zet not achter have/ has
VB
  • he has eaten in a restaurant
  • he has not eaten in a restaurant

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 11 - Tekstslide

Als je iets nog nooit heb gedaan of je hebt iets altijd al willen doen 
ervaringen
is in het verleden begonnen en nog niet afgelopen
dus present perfect

Slide 12 - Tekstslide

before / lately / up till now / for / for how long / just /
already / never / ever / since / so far  / yet / until / recently
signaalwoorden :
(als deze woorden in de zin staan moet je meestal de present perfect gebruiken)

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering
het is wel afgelopen maar je gebruikt toch 
de present perfect

Het is  afgelopen maar het resultaat is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.


I have lost my keys.
Je bent niet meer bezig je sleutels te verliezen maar het resultaat ( bv. je kunt je huis niet in) is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Kies de present perfect:
I ..... ( to eat) an apple.
A
did eat
B
has eat
C
have eaten
D
am going to eat

Slide 16 - Quizvraag

Zet in de present perfect:
Peter ......... ( to tell ) a joke.
A
have tell
B
has told
C
has tell
D
have told

Slide 17 - Quizvraag

Maak de present perfect: How many books ........(she/write) so far??

Slide 18 - Open vraag

Maak de present perfect:
He (listen)

Slide 19 - Open vraag

Maak de present perfect:
John (see)

Slide 20 - Open vraag

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 21 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
We .........(not, be) to London
A
didn't be
B
didn't was
C
hasn't been
D
haven't been

Slide 22 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
Janet.........(already do) her homework
A
has done already
B
has already done
C
did already do
D
did already done

Slide 23 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
My sister.........(work) here for two weeks
A
has worked
B
worked
C
is working
D
was working

Slide 24 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
...........(you, see) Jane recently?
A
did you see
B
has you seen
C
have you seen
D
did you seen

Slide 25 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
............(you, be) to Italy?
A
did you be
B
has you been
C
were you been
D
have you been

Slide 26 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
They ........(have) snow since Saturday
A
have
B
had
C
have had
D
did have

Slide 27 - Quizvraag

Fill in - Present perfect:
I ........(be) here since 12 o'clock
A
was
B
have been
C
were
D
was been

Slide 28 - Quizvraag

He ...........(to dance) as a superhero at halloween last year

Slide 29 - Open vraag

She .........(to buy) a new car

Slide 30 - Open vraag

He .......(to go) to school

Slide 31 - Open vraag

They ............(to go) to school
for five years now

Slide 32 - Open vraag

He .... (to get) a ride home

Slide 33 - Open vraag

He ......(to jump) in a puddle

Slide 34 - Open vraag