Strux - Gezondheid

• Natuur, Leven en Technologie
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Strux

Gezondheid

Hoofdstuk 1: Het menselijk lichaam

Les 1

Wat leer je dit hoofdstuk?

1.	Je kunt uitleggen waar de belangrijkste botten en organen in het menselijk lichaam zitten en die aanwijzen.
2.	Je kunt uitleggen hoe het skelet, de gewrichten, de spieren en de organen in het menselijk lichaam samenwerken.

Skelet

Maken in het werkboek

Maak opdracht 1 en 2

Waar bestaat het skelet uit?

1. Het hoofd
2. De romp
3. De armen
4. De benen 

Maken in het werkboek

Maak opdracht 3

Maken in het werkboek

Maak opdracht 4

Les 2

Hoe zat het ook alweer?

Maken in het werkboek

Maak opdracht 5, 6 (gezamenlijk) en 7

Waar zorgt het skelet voor?

1. Stevigheid - Je lichaam blijft rechtop staan
2.  Bescherming - Je hersenen worden bescherm door je schedel en je ribben beschermen de longen.
3. Beweging - Aan je botten zitten spieren en gewrichten

Maken in het werkboek

Maak opdracht 8, 9 en 10

Les 3

Gewrichten

Gewrichten zorgen ervoor dat je goed kunt bewegen

Bij het gewricht horen:

1. Gewrichtskogel
2. Gewrichtskom
3. Gewrichtssmeer
4. Gewrichtskapsel
5. Kapselbanden

Maken in het werkboek

Maak opdracht 11, 12, 13 en 14.

Les 4

Botten zorgen voor

1. Stevigheid
2. Bescherming
3. Beweging
4. Alle 3 de antwoorden zijn goed

Om goed te kunnen bewegen heb je gewrichten nodig

1. Waar
2. Niet waar

Spieren

• Spieren zitten met een pees vast aan het bot
• Als je aanspant, wordt de spier korter

Maken in het werkboek

Maak opdracht 15, 16, 17 en 18

Les 5

Welke organen ken je al?

Organen

Organen zorgen ervoor dat je lichaam werkt.

• De maag helpt bij het verteren van eten
• De lever haalt giftige stoffen uit je bloed
• De longen zorgen voor ademhaling
• Het hart pompt het bloed door je lichaam

Ennnnnn, dit gaat allemaal vanzelf!!!

Het hart

De maag

De longen

De lever

Maken in het werkboek

Maak opdracht 19 en 20

Les 6

Maken in het werkboek

Lees blz. 16 - Spijsvertering en maak opdracht 21 en 22.

Les 7

Hoe werkt de ademhaling?

Maken in het werkboek

Lees blz. 18 en maak opdracht 23 en 24 (gaat verder op blz. 20).