Herhaling spieren (p.1-18) 3MW
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe noemen we spieren met een tegengestelde werking (biceps/triceps)?
A
myosine
B
actine
C
antagonisten
D
quadriceps
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Met wat hangt het bot vast
aan de spier?
aan de spier?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde?
Van groot naar klein.
Van groot naar klein.
A
vezel - bundel - fibril
B
bundel - vezel - fibril
C
fibril - bundel - vezel
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat was nummer 4 ?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat was nummer 1 ?
Slide 10 - Open vraag
Een spierfibril bestaat uit twee kleine filamenten. Welke?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Welk spierweefsel is automatisch en
te vinden bij de organen ?
te vinden bij de organen ?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel
C
hartspierweefsel
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de functie van onze schedel?
Slide 16 - Open vraag
Wat zijn functies van beenderen/skelet?
Slide 17 - Open vraag
Platte beenderen zijn het sterkst.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Welk bot is verbonden met de duim?
A
spaakbeen
B
ellepijp
Slide 19 - Quizvraag
Welke botten beschermen de longen en hart?
A
sleutelbeen
B
ruggenwervels
C
schouderblad
D
ribben
Slide 20 - Quizvraag
Wat is nummer 11?
Slide 21 - Open vraag
Welk bot bevindt zich aan de voorkant van je onderbeen?
A
kuitbeen
B
heupbeen
C
scheenbeen
D
dijbeen
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Wat is een gewricht?
A
verbinding tussen bot en pees
B
verbinding tussen beenderen
C
verbinding tussen spieren en organen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het blauwe deel in het gewricht?
Slide 25 - Open vraag
Wat is het lichtroos deel?
Kan scheuren.
Kan scheuren.
