1.3 Je inkomsten en je uitgaven

1. Hoe welvarend ben jij?
1.3 Je inkomsten en uitgaven
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1. Hoe welvarend ben jij?
1.3 Je inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Tekstslide

1.3 Je inkomsten en uitgaven?
Ik kan beargumenteren waarom het verstandig is om een begroting te maken.
Ik kan uitgaven onderverdelen in vaste lasten, huishoudelijke uitgaven en incidentele uitgaven.
Ik kan berekenen hoeveel geld ik moet reserveren voor een aankoop in de toekomst.


Slide 2 - Tekstslide

NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

  1. Onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen     
  2. Advies geven over omgaan met geld 
  3. Advies over het maken van een overzicht van inkomsten en uitgaven. 


Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Leren budgetteren
Begroting
Begroting = Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren = Je uitgaven en inkomsten op elkaar afstemmen

Slide 5 - Tekstslide

Leren budgetteren
Soorten inkomen
Mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van:
  • loon                                             > inkomen uit arbeid
  • winst of verhuur                    > inkomen uit bezit
  • uitkering of toeslag             > overdrachtsinkomen

Slide 6 - Tekstslide

De AOW is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 7 - Quizvraag

Winst is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 8 - Quizvraag

Een gage is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 9 - Quizvraag

Rente is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 10 - Quizvraag

Werkloosheidsuitkering is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen

Slide 11 - Quizvraag

Leren budgetteren
Soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven
  • Vaste lasten
  • Incidentele uitgaven
De gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
De uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)

Slide 12 - Tekstslide

Aankoop van wasmiddel?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven

Slide 13 - Quizvraag

Een abonnement op een tijdschrift?
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten

Slide 14 - Quizvraag

Contributie hockey
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 15 - Quizvraag

Reparatie van een computer?
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 16 - Quizvraag

Benzine tanken hoort bij de ...
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 17 - Quizvraag

Huur van een huis
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 18 - Quizvraag

Een broodje kopen in de kantine
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten

Slide 19 - Quizvraag

2.4 Leren budgetteren
Reserveren
Reserveren = sparen 

Slide 20 - Tekstslide

1.3 Je inkomsten en uitgaven?
Ik kan beargumenteren waarom het verstandig is om een begroting te maken.
Ik kan uitgaven onderverdelen in vaste lasten, huishoudelijke uitgaven en incidentele uitgaven.
Ik kan berekenen hoeveel geld ik moet reserveren voor een aankoop in de toekomst.


Slide 21 - Tekstslide

inkomen uit arbeid
inkomen uit bezit
overdrachts-inkomen

Slide 22 - Sleepvraag



oplossingen

Slide 23 - Tekstslide



inkomen uit arbeid

Slide 24 - Tekstslide



inkomen uit bezit

Slide 25 - Tekstslide



overdrachtsinkomen

Slide 26 - Tekstslide

Welke soorten uitgaven kun je hebben?

Slide 27 - Open vraag