Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Moeilijke woorden Vervoer
Woordenschat Vervoer
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
ISK
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordenschat Vervoer
Slide 1 - Tekstslide
Conducteur
A
Iemand die in een trein of bus de vervoersbewijzen controleert.
B
Iemand die een trein bestuurt.
Slide 2 - Quizvraag
Het ongeluk
A
Als je een beetje pech hebt
B
Als er iets heel ergs gebeurt. Je schrikt Je hebt pijn
Slide 3 - Quizvraag
De dienstregeling
A
De vaste tijden waarop treinen, bussen of trams rijden.
B
Het bewijs dat je hebt betaald voor de reis.
Slide 4 - Quizvraag
Het verkeer
A
Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van mag maken.
B
Alle mensen, fietsen en voertuigen die op een straat lopen of rijden.
Slide 5 - Quizvraag
Het abonnement
A
Het pasje waarmee je elke dag mag reizen (met de bus of de trein).
B
Het bewijs dat je iets mag besturen, bijvoorbeeld een auto.
Slide 6 - Quizvraag
Het openbaar vervoer
A
Alle mensen, fietsen en voertuigen die op straat lopen of rijden.
B
Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van mag maken.
Slide 7 - Quizvraag
Het vervoersbewijs
A
Een bewijs dat je een auto mag besturen.
B
Een bewijs dat je betaald hebt voor een reis, zoals een treinkaartje.
Slide 8 - Quizvraag
De boete
A
Het geld dat je als straf moet betalen.
B
Het bewijs dat je betaald hebt voor een reis, bijvoorbeeld een treinkaartje.
Slide 9 - Quizvraag
De file
A
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
B
Een lange rij auto's die stilstaan of langzaam vooruit gaan.
Slide 10 - Quizvraag
Het vervoermiddel
A
Alle mensen, fietsen en voertuigen die op straat lopen of rijden.
B
Een middel waarmee jij je verplaatst.
Slide 11 - Quizvraag
De chauffeur
A
Iemand die een trein bestuurt.
B
Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of een bus.
Slide 12 - Quizvraag
De spits
A
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
B
Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van kan maken.
Slide 13 - Quizvraag
De vertraging
A
Als je later aankomt dan normaal.
B
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
Slide 14 - Quizvraag
Het rijbewijs
A
Het bewijs dat je betaald hebt om met de bus of de trein te reizen.
B
Het bewijs dat je een auto mag besturen.
Slide 15 - Quizvraag
De machinist
A
Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert.
B
Iemand die een trein bestuurt.
Slide 16 - Quizvraag
Staan alle moeilijke woorden in je woordenboek?
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Open les: Reizen met het ov - leerjaar 2
February 2024
-
18 slides
Informatievaardigheden
Digitale geletterdheid
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Schoolblocks
China: Werken, verkeer en milieu
February 2019
-
8 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
Examentraining
China: Werken, verkeer en milieu
January 2022
-
8 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
Aardrijkskunde!
Woordenschat
September 2024
-
12 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 1-3
Kidsweek in de Klas
B2 – Boete en fraude
August 2025
-
21 slides
Burgerschapsonderwijs
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
B1 – Introductie overheid
August 2025
-
19 slides
Burgerschapsonderwijs
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
De Dierenambulance
January 2025
-
23 slides
Leren-leren
Middelbare school
vmbo, mavo, havo
Leerjaar 1
Dierenbescherming
De Dierenambulance
April 2025
-
23 slides
Leren-leren
Basisschool
Groep 7,8
Dierenbescherming