Klas 1 BBL. Schrijfvaardigheid - actief schrijven

Nederlands- klas 1
Schrijfvaardigheid - actief schrijven

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands- klas 1
Schrijfvaardigheid - actief schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma

Terugblik schrijftips - welke weten we nog?
Lesstofplanner en lesdoelen 
Actief schrijven




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem minimaal twee redenen om kortere zinnen te schrijven

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lange zinnen schrijven is moeilijk.

Lange zinnen lezen is moeilijk.

Kortere zinnen vergroten het leesgemak.


Maximaal 20 woorden
Beter is 15 woorden of minder > varieer

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tips voor leesbare zinnen schrijven weet je nog?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Vandaag: 
1. Je kent het verschil tussen een passieve en actieve zin en kunt een passieve zin omzetten naar een actieve zin
2. Je weet waarom leesvaardigheid belangrijk is
Langere termijn:
Je kunt gemakkelijker en beter schrijven 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passieve zin
  • Een 'luie' zin
  • Voorbeeld: 
  • Op de eerste schooldag worden de studenten in het     opleidingsrestaurant ontvangen.

Slide 9 - Tekstslide

Bij het gebruik van het hulpwerkwoord ‘worden’ creëer je ‘luie’ zinnen, oftewel: passieve zinnen.

Attent. Maar door wie? De zin is niet fout, maar wel een beetje vaag. En saai. En onpersoonlijk. Meestal is het de LOB-er die de studenten ontvangt. Maar schrijf dat dan gewoon op: 
Passief - Actief
  • Op de eerste schooldag worden de studenten in het opleidingsrestaurant ontvangen.

  • Op de eerste schooldag ontvangt de LOB-er de studenten in het opleidingsrestaurant. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 
De cijferlijst wordt naar u toegestuurd.
De cijferlijst wordt naar u toegestuurd.

Slide 11 - Tekstslide

Noteer op het bord de juiste uitwerking, maar neem de studenten mee in het denkproces. 

Oke, in deze zin staat het woordje 'wordt'. Dat maakt de zin lui. En wie stuurt eigenlijk de cijferlijst? 

Dus ik moet de zin duidelijker maken zonder het woordje wordt te gebruiken.
Wie stuurt het? Wij , de school. 

Actief, dus we zijn er op dit moment mee bezig: We sturen u de cijferlijst toe
Er wordt alles aan gedaan om onze studenten snel te helpen.

Slide 12 - Tekstslide

We doen er alles aan om onze studenten snel te helpen

Doe deze samen met leerlingen. 

Wie doen er van alles aan? Wij...... 

Nu jullie:
  • Er wordt morgen contact met u opgenomen waarna u verder wordt geholpen.

Slide 13 - Tekstslide

We nemen morgen contact met u op om u verder te helpen
Overbodige werkwoorden. Schrijf op:
willen
kunnen
mogen
moeten
zullen 
gaan

Slide 14 - Tekstslide

Ook deze werkwoorden zorgen voor luie, passieve zinnen. Je kunt ze heel vaak weglaten. Op de dia een voorbeeld met 'zullen'
Zullen
We zullen je nog laten weten hoe laat jouw stagedag begint.

Slide 15 - Tekstslide

Laat op het bord zien hoe je deze aanpast, vraag studenten je daarbij te helpen. 

Als we zullen niet gebruiken, hoe ziet de zin er dan uit? Het moet actief, dus dat zullen moet eruit. 

We laten je nog weten hoe laat jouw stagedag begint. 

Niet lullen over zullen
Zal
Ik zal morgen een broodje Bapao halen

Slide 16 - Tekstslide

Hoezo zal? Wat doet dat woord daar? Slaat nergens op. 

Ik haal morgen een broodje Bapao. 
Betekent hetzelfde, klinkt vlotter
Zouden
  • Wij zouden eigenlijk morgen komen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
  • Zonder: 
  • Wij komen eigenlijk morgen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
  • Of: Wij kwamen eigenlijk morgen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
  • Of: Wij waren eigenlijk van plan morgen te komen, maar dat komt toch niet zo goed uit.

  • Conclusie: zouden mag je (meestal) houden

Slide 17 - Tekstslide

familie van zullen

Zouden is familie van zullen, maar dan in de verleden tijd.

Wij zouden eigenlijk morgen komen, maar dat komt toch niet zo goed uit.

Misschien is ‘zouden’ niet het mooiste woord, maar schrappen is soms lastig. Kijk maar wat er gebeurt als je ‘zouden’ probeert te omzeilen:
Wij komen eigenlijk morgen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
Of: Wij kwamen eigenlijk morgen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
Of: Wij waren eigenlijk van plan morgen te komen, maar dat komt toch niet zo goed uit.
Geef toe, het wordt er allemaal niet veel beter van. Zouden mag je dus meestal houden.

Twijfelwoorden
  • kunnen, willen, proberen, hopen

  • We hebben geprobeerd een aantrekkelijke outfit samen te stellen voor het gala. 
  • We willen je graag uitnodigen voor ons diner.

Slide 18 - Tekstslide

Als je schrijft, wil je krachtig overkomen. Niet twijfelend. Want als je als schrijver al niet zelfverzekerd overkomt, waarom zou de lezer je dan wel geloven? Laat daarom twijfelwoorden thuis: Kunnen, willen, proberen en hopen.


Laat twijfelwoorden weg
  • We hebben geprobeerd een aantrekkelijke outfit samen te stellen voor het gala. 
  • Krachtiger is: 
  • We hebben een aantrekkelijke outfit samengesteld voor het gala.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laat twijfelwoorden weg
  • We willen je graag uitnodigen voor ons diner.
  • Wat is beter?  
  • We nodigen je graag uit voor ons diner.
  • meer voorbeelden op je werkblad

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Individueel: maak oefeningen 1 t/m 4 op de werkbladen . Zet je naam bovenaan en lever aan het eind van de les bij me in. 
Eerder klaar? Wissel eventueel uit met een medestudent voor tips.

timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies