V2 - Kapitel 4 (regelmatige werkwoorden vervoegen)

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

regelmatige
werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Präsens (tegenwoordige tijd)
A.) Regelmatige werkwoorden:
1. Hoofdregel 
2. Uitzondering: -sisklank
3. Uitzondering: -d/-t

B.) Onregelmatige werkwoorden:
haben, sein, werden + modale hulpwerkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden - Präsens
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
bin
bist
ist

sind
seid
sind
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
haben
sein
werden
worden/zullen
zijn
hebben

Slide 4 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden - Präsens
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mache
machst
macht

machen
macht
machen
boxe
boxt
boxt

boxen
boxt
boxen
arbeite
arbeitest
arbeitet

arbeiten
arbeitet
arbeiten
1. machen
2. boxen
3. arbeiten
öffnen (openen), atmen (ademen), rechnen (rekenen), regenen (regenen),  zeichnen (tekenen)

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden - Präsens
Regel 1 = hoofdregel - (fe)esttenten --> 1,2,1,2 etc.

Regel 2 = uitzondering - werkwoorden die met de stam eindigen op een sisklank (-ß, -s, -ss, -x, -z)
krijgen bij het onderwerp 'du' alleen uitgang -t ipv -st

Regel 3 = uitzondering - werkwoorden die met de stam eindigen op een -d of -t 
krijgen bij de onderwerpen 'du' 'er/sie/es/man' en 'ihr' een extra -e tussen de stam en uitgang.
De werkwoorden öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen worden ook met regel 3 vervoegd.

Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg: ich.... (machen)

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg: du .... (tanzen)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg: das Mädchen.... (spielen)

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg: ihr.... (antworten)

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg: er.... (zeichnen)

Slide 11 - Open vraag

Du ___ (mixen) gut!

Slide 12 - Open vraag

Die Mutter ___ (antworten) viel zu schnell!

Slide 13 - Open vraag

Er ___ (atmen) sehr schnell.

Slide 14 - Open vraag

Ich ___ (denken) an dich.

Slide 15 - Open vraag

Wir ___ (segeln) morgen.

Slide 16 - Open vraag

Partizip (voltooid deelwoord)
A.) Regelmatige werkwoorden:
1. Hoofdregel 
2. Uitzondering: -d/-t
3. Uitzondering: be- of ver-
4. Uitonzdering: -ieren

B.) Onregelmatige werkwoorden:
haben, sein, werden + modale hulpwerkwoorden

+ een t.t. van haben of sein = Perfekt

Slide 17 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden - Partizip
1. hoofdregel
ge + stam + t : gemacht
2. -d/-t 
ge + stam + et : gearbeitet
3. be- of ver-  
stam + t: besucht
4.  - ieren
stam + t : studiert
+ öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen

Slide 18 - Tekstslide

Onegelmatige werkwoorden - Partizip
Moet je gewoon leren

haben: gehabt
sein:  gewesen
werden: geworden 

Slide 19 - Tekstslide

Er ___ (haben) viel ___ (reden)!

Slide 20 - Open vraag

Wir ___ (haben) das gestern ___ (machen).

Slide 21 - Open vraag

Du ___ (sein) immer sehr ___ (versorgen).

Slide 22 - Open vraag

Er ___ (haben) nicht lange ___ (studieren).

Slide 23 - Open vraag

Ihr ___ (haben) lang ___ (rechnen).

Slide 24 - Open vraag

Sie (mv) ___ (sein) in Amerika ___ (sein).

Slide 25 - Open vraag

Ich ___ (haben) das Buch nicht ___ (haben).

Slide 26 - Open vraag