H3 Verwijswoorden

Formuleren §2
Verwijzen naar personen en dingen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren §2
Verwijzen naar personen en dingen

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden


de-woorden: verwijs met deze of die



het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 2 - Tekstslide

Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en dat valt niet mee.
Dat verwijst naar:
_____
A
verstandskiezen laten trekken
B
mijn verstandskiezen laten trekken
C
Ik
D
Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken

Slide 3 - Quizvraag

Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn: daar kun je kanker van krijgen.
Daar ... van verwijst naar:
___________
A
Roken
B
schadelijk
C
voor je gezondheid
D
Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn

Slide 4 - Quizvraag

Vul een passend verwijswoord in:
Suus bezocht haar opa en gaf ___ een tijdschrift.

Slide 5 - Open vraag

Vul een passend verwijswoord in:
Morgen kiest het verenigingsbestuur ___ nieuwe voorzitter.

Slide 6 - Open vraag

Vul een passend verwijswoord in:
Peter won van Niek met hordelopen, ___ me niet verbaasde.

Slide 7 - Open vraag

De fiets ___ ik jarenlang naar school fietste, is gestolen.
A
op wie
B
waarop

Slide 8 - Quizvraag

De jongen ___ Madelon verliefd is, heet Wietse.
A
op wie
B
waarop

Slide 9 - Quizvraag

Lady Gaga, ___ Anna een fan is, treedt deze maand op in Ziggo Dome.
A
van wie
B
waarvan

Slide 10 - Quizvraag

Ken jij de popgroep Queen,
____ het nummer 'Bohemian Rhapsody' al jaren één staat in de Top 2000?
A
van wie
B
waarvan

Slide 11 - Quizvraag

De economieleraar ___ ik je vertelde, geeft ook wiskunde.
A
over wie
B
waarover

Slide 12 - Quizvraag

Laura heeft zes katten, ____ ze een speciale band heeft.
A
met wie
B
waarmee

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

GELEERD?


- je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken
formuleren: 
verwijswoorden

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 16 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 18 - Tekstslide