Vergrotende trap 3H

De vergrotende trap

plus/moins/aussi voor bijvoeglijk naamwoord

plus (+) grand = groter
moins (-) grand = minder groot
aussi (=) grand = even groot

als/dan = que

 
De overtreffende trap

Lidwoord + plus / moins voor bijvoeglijk naamwoord

le plus/moins grand garçon
la plus/moins grande fille
les plus/moins grands enfants






1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De vergrotende trap

plus/moins/aussi voor bijvoeglijk naamwoord

plus (+) grand = groter
moins (-) grand = minder groot
aussi (=) grand = even groot

als/dan = que

 
De overtreffende trap

Lidwoord + plus / moins voor bijvoeglijk naamwoord

le plus/moins grand garçon
la plus/moins grande fille
les plus/moins grands enfants






Slide 1 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
goed/beter/best (bijv. naamwoord) : 
bon / meilleur / le meilleur

goed/beter/best (bijwoord): 
bien / mieux / le mieux

Slide 2 - Tekstslide

Ce film est ........ intéressant que le livre. (interessanter)
A
plus
B
aussi
C
moins

Slide 3 - Quizvraag

Il est ..... beau qu'elle. (even mooi)
A
plus
B
aussi
C
moins

Slide 4 - Quizvraag

Les filles sont .......(even) intelligentes.
A
aussi
B
plus
C
moins

Slide 5 - Quizvraag

Max joue .......vite que Lucas. (sneller)
A
moins
B
plus
C
aussi

Slide 6 - Quizvraag

Mon ami Alexis est ..... (minder) gentil que mon ami Gérard.
A
moins
B
plus
C
aussi

Slide 7 - Quizvraag

Asterix is kleiner dan Obelix.
A
Astérix est moins petit qu'Obélix.
B
Astérix est plus petit qu'Obélix.
C
Astérix est aussi petit qu'Obélix.

Slide 8 - Quizvraag

Mijn opa is net zo bekend als mijn vader.
A
Mon grand-père est plus célèbre que mon père.
B
Mon grand-père est moins célèbre que mon père.
C
Mon grand-père est aussi célèbre que mon père.
D
Madonna is minder beroemd.

Slide 9 - Quizvraag

Je suis moins courageux.
A
Ik ben moediger.
B
Ik ben minder moedig.
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Il est plus grand.
A
Hij is groter.
B
Hij is minder groot.
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Tu comprends?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Slide 13 - Tekstslide