[PWS] Start 4H AANGEPASTE VERSIE

Profielwerkstuk start!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Profielwerkstuk start!

Slide 1 - Tekstslide

Introductie
De bedoeling van deze les:
  • Een beginnende hoofdvraag formuleren.
  • Weten wat er van je verwacht wordt!
Denk er om dat deze LessonUp onderdeel is van je PWS cijfer!

Slide 2 - Tekstslide

Bedoeling van de les
  • De vragen (en je antwoord daarop) zijn een onderdeel van je cijfer voor het PWS. Voor deze eerste drie dagen krijg je uiteindelijk 10% van je cijfer.

  • Jullie werken deze LessonUp door in de klas, samen met je docent.

  • Aan het eind van de les weet je wat er van jou voor een voldoende profielwerkstuk verwacht wordt.

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp
Vóórdat je kan beginnen aan deze LessonUp heb je een onderwerp voor je PWS nodig.

Ter voorbereiding op vandaag heb je hier al over nagedacht en heb je een Forms ingevuld.

Dezelfde vragen worden nu weer aan je gesteld.

Slide 4 - Tekstslide

Vul hier in met wie je het PWS gaat maken.

Slide 5 - Open vraag

Vul hier je onderwerp in.

Slide 6 - Open vraag

1. De inleiding
Een probleemanalyse
Hoofd- en Deelvragen
Hypothese

Slide 7 - Tekstslide

De inleiding
De inleiding bestaat uit meerdere onderdelen en vormt de start van je PWS. Je beschrijft hier onder andere je onderwerp en waarom dit een goed onderwerp is voor je onderzoek.

In de inleiding introduceer je de hoofdvraag en vertel je door middel van welke deelvragen je deze vraag wilt beantwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er NIET in een inleiding genoemd?
A
De introductie van je onderwerp.
B
De conclusies van je onderzoek.
C
Je hoofd- en deelvragen.
D
Het antwoord op je hoofd- en deelvragen.

Slide 9 - Quizvraag

Een probleemanalyse
Lees nu: STAP 4 op blz. 6 & 7 van je boekje.

Beantwoord daarna de volgende vraag.
Voor het lezen en maken van de vragen heb je maximaal
5 minuten.

(De probleemanalyse komt NIET in je uiteindelijke PWS, maar is wel een belangrijk onderdeel voor het afbakenen van je onderzoek)

Slide 10 - Tekstslide

Vat de kern van het zojuist gelezen stuk (Stap 4) kort samen.
timer
5:00

Slide 11 - Open vraag

De hoofdvraag
Eigenlijk het belangrijkste onderdeel van je PWS is de hoofdvraag

Een hoofdvraag geeft richting aan je onderzoek. Het bepaalt eigenlijk je hele onderzoek!

Slide 12 - Tekstslide

De hoofdvraag
Een hoofdvraag is open, en zo specifiek mogelijk.

Bekijk blz. 7 (STAP 5) voor een aantal voorbeelden van een goed begin voor je hoofdvraag.

Je kan geen antwoord geven op zaken die nog moeten gebeuren.  Een vraag zoals bijvoorbeeld: "In hoeverre gaat in de toekomst (...) een grotere rol spelen?" Kan per definitie al niet beantwoord worden.

Slide 13 - Tekstslide

De hoofdvraag

Wat is eigenlijk het verschil tussen een open vraag en een gesloten vraag?

Slide 14 - Tekstslide

Kies de beste hoofdvraag:
A
"Wat is het beste chocolade ei?"
B
"In hoeverre zijn melkchocolade eieren lekkerder."

Slide 15 - Quizvraag

Kies de beste hoofdvraag:
A
"Onder welke voorwaarden kiezen leerlingen op het HLZ eerder voor witte chocolade eieren dan voor melkchocolade eieren?"
B
"Waarom zijn witte chocolade eieren lekkerder dan melkchocolade eieren?"

Slide 16 - Quizvraag

Bedenk een mogelijke hoofdvraag voor jouw onderwerp.
Schrijf die ook in een apart Word-bestand op.
timer
3:00

Slide 17 - Open vraag

De hoofdvraag

We bespreken nu de hoofdvragen op het bord (vorige slide).

Beantwoord daarna de volgende vragen.

Slide 18 - Tekstslide

De deelvragen
De beantwoording van je hoofdvraag doe je door deze hoofdvraag op te delen in verschillende deelvragen.

Als je dit goed doet zorgen de verschillende deelvragen er voor dat je systematisch je hoofdvraag gaat beantwoorden.

Je deelvragen moeten dus helpen om uiteindelijk tot een (logische) beantwoording van je hoofdvraag te komen.

Slide 19 - Tekstslide

De deelvragen
Voorbeeld - de hoofdvraag is:
"Onder welke voorwaarden kiezen leerlingen op het HLZ eerder voor witte chocolade eieren dan voor melkchocolade eieren?"

Deelvragen zouden dan kunnen zijn:
1) Uit welke ingrediënten bestaan witte- en melk chocolade eieren?
2) Door welke factoren wordt de keuze van het chocolade ei beïnvloed?

Slide 20 - Tekstslide

De hypothese
Wanneer je een hoofdvraag en deelvragen geformuleerd hebt, bedenk je wat het antwoord op die hoofdvraag zou kunnen zijn.

Je maakt dus een voorspelling van wat jij denkt dat de uitkomst van je onderzoek zal zijn.

Met behulp van je onderzoek ga je vervolgens kijken of je voorspelling klopt. Dan wordt je hypothese bevestigd. Als je voorspelling niet uitkomt, wordt je hypothese verworpen.

Slide 21 - Tekstslide

Pauze (10 minuutjes)

Slide 22 - Tekstslide

Vervolg van de les
Vóór de pauze hebben jullie de stappen doorgelopen die aan het einde van deze week ingeleverd moeten worden: 
Stap 1 t/m 5 uit je boekje, donderdag vóór 16:00 uur!


De volgende onderdelen van deze LessonUp geven je duidelijkheid over wat er ná deze week allemaal nog bij moet. Belangrijke onderdelen dus om nu al rekening mee te houden aan het begin van je onderzoek!
Nogmaals...
Het inleveren van stap 1 t/m 5 + je participatie tijdens deze week maakt 10% van je SE-cijfer voor het PWS.

Slide 23 - Tekstslide

2. Methode gebruik
Welke methoden zijn er?
Waar welke methode gebruiken?
Resultaten

Slide 24 - Tekstslide

Methodiek

Methodiek is de manier waarop jij je onderzoek gaat doen.

Er zijn veel verschillende manieren om een onderzoek uit te voeren. Jij moet samen met je partner bepalen welke manier voor jullie onderzoek het beste is.

Slide 25 - Tekstslide

Soorten methodiek
Voor een methode zou je kunnen denken aan:
  • Een interview
  • Een experiment
  • Een observatie
  • Een literatuuronderzoek

De methoden die je hierboven ziet worden altijd gekoppeld aan relevante bronnen / aan relevante literatuur.

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeelden
In de volgende slide vind je een link naar de site profielwerkstuk.nl

Die site (en specifiek de pagina die je straks gaat bekijken) kan je helpen bij het bepalen van een goede methode bij jouw onderwerp en hoofdvraag.

Bekijk nu: de site op de volgende slide en beantwoord daarna een paar vragen. Je hebt hier 5 minuten voor.
Over enquetes...
Wij raden af om enquetes af te nemen. De stappen die er voor nodig zijn om een enquete als onderzoeksmethode te gebruiken zijn namelijk ingewikkeld en levert vaak verkeerde of onjuiste resultaten op.
Wil je per se een enquete afnemen? Volg dan ALLE stappen op profielwerkstuk.nl!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Noteer hier een methode die het volgens jou het beste aansluit bij jouw onderwerp.

Leg je antwoord uit.
(Waarom denk je dat die methode het beste bij je onderwerp past?)
timer
5:00

Slide 29 - Open vraag

De resultaten
Met jouw gekozen methodiek verzamel je resultaten.
Die resultaten toets je dan vervolgens aan relevante literatuur of aan elkaar.

Een voorbeeld:
Als je één interview afneemt kan je van dat ene interview niet uitgaan voor de beantwoording van je hoofdvraag. Je moet nagaan of dit de ervaring was van één persoon of van meerdere. Je kan dit checken door (bijv.) 1) meer interviews af te nemen, of 2) door te kijken wat er daarover in boeken/artikelen/op websites over geschreven is.

Slide 30 - Tekstslide

Waar of niet waar? Kies het beste antwoord.
Ik neem een interview af met iemand die een crowdfunding gestart is. Zijn crowdfunding was succesvol. Ik kan daarom stellen dat crowdfunding een goede manier is om geld op te halen voor een onderneming.
A
Waar, zijn crowdfunding was succesvol, dus is het een goede manier om geld op te halen.
B
Een beetje waar, want dit is één voorbeeld. Ik moet daarna wel gaan kijken of zijn voorbeeld ook voor anderen geldt.
C
Niet waar, want dit is maar één persoon en dus kan je daar helemaal niet van uitgaan.

Slide 31 - Quizvraag

3. Bronnen
Wat zijn bronnen?
Theoretische achtergrond
Bruikbaarheid
Betrouwbaarheid

Slide 32 - Tekstslide

Wat zijn bronnen?

Bij het onderdeel methodiek is het zojuist al een aantal keer gegaan over bronnen.

Wat zijn bronnen ook al weer?

Slide 33 - Tekstslide

Het Theoretisch Kader

Lees nu: stap 6

Slide 34 - Tekstslide

Het Theoretisch Kader
Het theoretisch kader is ook wel: wat is er al bekend over jouw onderwerp?

Je maakt een inventarisatie van de zaken die al over je onderwerp geschreven zijn.

Daarnaast noteer je in dit onderdeel de definities van relevante specifieke begrippen die bij jouw onderwerp horen.

Slide 35 - Tekstslide

Bruikbare bronnen
Een bron is bruikbaar als er informatie in staat die je kan helpen je hoofdvraag en/of deelvragen te beantwoorden.


Slide 36 - Tekstslide

Betrouwbare bronnen
Een bron is betrouwbaar als je de herkomst van de uitspraken kunt terugvinden en verifiëren.


Slide 37 - Tekstslide

4. Conclusie
Resultaten
Conclusie
Discussie

Slide 38 - Tekstslide

De resultaten

Bij de resultaten beschrijf je de uitkomsten van je onderzoek.  Dat moet zo kort en duidelijk mogelijk. 

Waarom?
En welke (grafische) vorm is hiervoor het meest geschikt?

Slide 39 - Tekstslide

Waarom moeten resultaten kort en krachtig geformuleerd worden?
Kies het FOUTE antwoord.
A
De lezer wil snel kunnen zien wat de uitkomsten zijn.
B
De resultaten zijn niet zo belangrijk.
C
Het is hier niet belangrijk waarom de resultaten zijn zoals ze zijn.

Slide 40 - Quizvraag

De beste manier om resultaten weer te geven.

Slide 41 - Woordweb

De conclusie
De conclusie is je belangrijkste onderdeel van je onderzoek.

Je schrijft de conclusie aan het eind van je onderzoek!

Je begint met het bevestigen of verwerpen van je hypothese.
Waarom bevestig je of verwerp je je hypothese? 
Je interpreteert dus je resultaten. 

Slide 42 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen

Het onderzoek toont aan dat...

Hiermee wordt de hypothese bevestigd/ verworpen.

Dat betekent in de praktijk, dat...

Slide 43 - Tekstslide

De discussie
Kijk kritisch naar je onderzoek. 

Stel je doet je onderzoek nog een keer, komen dan dezelfde resultaten eruit, waarom niet? 

Durf kritisch naar je onderzoek te kijken. Hoe meer buikbare kritiek je geeft, des te beter kan het de volgende keer worden.
Welke vragen blijven naar aanleiding van je onderzoek nog onbeantwoord?

Slide 44 - Tekstslide

In hoeverre heeft het invloed op mijn cijfer als ik kritisch ben op mijn eigen onderzoek?
A
Het cijfer gaat omhoog.
B
Het cijfer blijft gelijk.
C
Het cijfer gaat omlaag.

Slide 45 - Quizvraag

Een voorbeeld (onderzoek)
De hypothese was: leerlingen op het HLZ kiezen vaker melk chocolade eieren dan andere eieren.
Theoretische kader: bijv. wat wordt er landelijk meer gegeten/verkocht?
Methode: interview en observatie.
Resultaten: 65% van de leerlingen eet het liefst melkchocolade eieren
Conclusie: Wat betekent het voor mijn hoofdvraag als 65% eerst kiest voor melk eieren?
Discussie: Stel, ik neem het onderzoek bij het Amsterdams Lyceum af, krijg je dan dezelfde resultaten?




Slide 46 - Tekstslide

Wat heeft het onderzoek/de resultaten mogelijk beïnvloed? Werk in tweetallen.
Vind minimaal 5 punten.
timer
5:00

Slide 47 - Open vraag

Het profielwerkstuk (PWS)?
A
Ik weet nu wat een PWS is.
B
Ik moet het nog eens nalezen, maar heb wel een idee wat een PWS is.
C
Ik heb veel gehoord, maar eigenlijk weet ik nog steeds niets.
D
Ik heb echt geen idee, wat een PWS is.

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide