1-12 4V

Welkom
Meld je aan bij LessonUp
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Meld je aan bij LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Korte herhaling werkwoordspelling
- Vragen huiswerk?
- Uitleg: hoofdletters en leestekens
- Samen oefenen
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Korte herhaling
Er komt een sleepvraag aan met verschillende werkwoorden. Geef van de werkwoorden aan of ze:

A - Altijd een persoonsvorm zijn
B - Soms een persoonsvorm zijn
C - Nooit een persoonsvorm zijn
D - In deze vorm niet bestaan
Tip! Het helpt om zinnen te maken met de woorden

Slide 3 - Tekstslide

Korte herhaling
Voorbeeld:

Verwachten
- Zij verwachten een goed resultaat
- Dat was wel te verwachten

Dus: soms pv
Ga in je hoofd de werkswoordsvormen langs:
PV - VD - OD - INF - BN

Slide 4 - Tekstslide

Altijd pv
Soms pv
Nooit een pv
Bestaat niet
Beheersd
Bestraft
Verwachte
Beweert
Lopen
Beweerdt
Beweerde
Verwachtten

Slide 5 - Sleepvraag

Zijn er nog vragen over het huiswerk?

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg: hoofdletters
- Aan het begin van een zin 

Er was eens...

LET OP! 
's Morgens ga ik... 

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg: hoofdletters
- Bij persoonsnamen 

Hugo de Jonge

LET OP!
Meneer De Jonge
H. de Jonge

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg: hoofdletters
- Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten 

Feyenoord
Rode Kruis
Edith Stein College

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg: hoofdletters
- Bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, officiële feestdagen, titels van boeken en films, historische gebeurtenissen

Fransman
Tweede Wereldoorlog
Suikerfeest


Slide 10 - Tekstslide

Uitleg: NIET met een hoofdletter
- historische periodes: de middeleeuwen
- afleidingen van feestdagen: suikerfeestcadeautjes, kerstboom
- maanden, dagen, jaargetijden: juli, woensdag, winter
- religies en afleidingen daarvan: islam, christendom





Slide 11 - Tekstslide

's-gravenhage
A
's-gravenhage
B
'S-Gravenhage
C
'S-gravenhage
D
's-Gravenhage

Slide 12 - Quizvraag

paaseieren
A
paaseieren
B
Paaseieren

Slide 13 - Quizvraag

mevrouw van den berg
A
mevrouw Van Den Berg
B
mevrouw van den Berg
C
mevrouw Van den berg
D
mevrouw Van den Berg

Slide 14 - Quizvraag

Maak nu 1 t/m 3 (p. 290)
11:50 gaan we verder

Slide 15 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 16 - Tekstslide

We gaan er redelijk snel doorheen. Een overzicht hiervan vind je op p. 290/291

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - punt

- Aan het einde van een zin

- Bij afkortingen: enz., m.a.w.

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - vraagteken

- Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag:

Hoe heet je?

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - uitroepteken

- Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep:

Pas op voor zakkenrollers!

Let op: gebruik nooit meer dan één uitroepteken

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - komma

-Voor en na een bijstelling: 

Redwan, die in de vijfde klas zit, is nog in geen enkele Teams-meeting geweest

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - komma

-Tussen twee persoonsvormen: 

Als Redwan beter zijn best doet, kan hij makkelijk een diploma halen

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - komma

-Tussen de onderdelen van een opsomming: 

Ik ontbijt graag met brood, kaas, ei en een glas melk
Na 'en' geen komma!

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - komma

- Voor of na een aanspreking:

Hé, stop eens met praten.


Slide 24 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - komma

- Voor een voegwoord waarmee de bijzin begint:

 De lockdown duurt nog drie weken langer, omdat de besmettingen nog niet genoeg dalen


Slide 25 - Tekstslide

Uitleg: leestekens - puntkomma

- Tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen (kun je vaak vervangen door 'en')

De afgelopen winter was streng; met name in januari heeft het flink gevroren


Slide 26 - Tekstslide

Uitleg: dubbele punt
- Om een opsomming aan te kondigen
- Om een verklaring of reden aan te geven
Op het station zijn de reizigers gestrand: door de sneeuwval rijden er geen treinen

- Om de directe reden aan te kondigen
Ik vroeg: 'Hoe laat is het?'

Slide 27 - Tekstslide

Uitleg: aanhalingstekens

- Bij een citaat

- Bij directe rede: 'Ik vind het wel goed zo', zei de student.

Let op! Geen aanhalingstekens bij gedachten

Slide 28 - Tekstslide

Uitleg: aanhalingstekens

- Om aan te geven dat het woord een andere betekenis heeft dan normaal, bijv. ironie

Dat de bouw van het sportcentrum niet opschiet, is het zoveelste 'succes' van dat bedrijf. 

Slide 29 - Tekstslide

Uitleg: aanhalingstekens

- Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis

Hoe spel je 'barbecue'?

Slide 30 - Tekstslide

Uitleg: haakjes

- Als je toelichting, uitleg of een voorbeeld geeft

- Gebruik haakjes zo min mogelijk!

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg: beletselteken

- Om een onderbreking of pauze aan te geven
- Aan het eind van een zin die niet af is
- Om onvolledige citaten aan te duiden: 'Het zou (...) in 1920.'


Slide 32 - Tekstslide

Tussen twee pv's plaats je altijd een komma
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Bij het weergeven van gedachten gebruik je aanhalingstekens
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Je gebruikt een puntkomma om een verklaring aan te kondigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Een puntkomma kan je vaak vervangen door 'en'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Maken: 5 en 6 p. 292-293

Slide 37 - Tekstslide