herhaling H13

Oefentoetsje 
Zorg dat je een pen, blaadje en rekenmachine bij de hand hebt!

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoetsje 
Zorg dat je een pen, blaadje en rekenmachine bij de hand hebt!

Slide 1 - Tekstslide

Welke formule hoort bij deze pijlenketting?
A
tijd + 39 x 54 = verdiensten
B
tijd x 54 + 39 = verdiensten
C
tijd x 54 = verdiensten
D
tijd + 54 x 39 = verdiensten

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste formule bij pijlenketting hiernaast?
A
aantal - 30 x 7 = bedrag
B
aantal x 7 - 30 = bedrag
C
aantal x 7 = bedrag
D
bedrag x 7 - 30 = aantal

Slide 3 - Quizvraag

Welke formule hoort bij deze pijlenketting?
A
aantal + 30 x 6 = kosten
B
aantal x 6 = kosten
C
aantal + 6 x 30 = kosten
D
aantal x 6 + 30 = kosten

Slide 4 - Quizvraag

Reken uit wat het totale bedrag is als je 12 e-books wil lenen? Gebruik de formule hieronder.

"aantal e-books x 3,50 + 10 = totale bedrag"
A
45
B
520
C
52
D
450

Slide 5 - Quizvraag

Een autoverhuurbedrijf berekent zijn prijs met de formule
aantal dagen x 50 + 100 = kosten
Bereken de kosten voor iemand die 4 dagen een auto wil huren.

Slide 6 - Open vraag


A
B
Wat moet er bij A en B staan? 
A
A = aantal dagen B= x 4
B
A = uit getal B= x 4
C
A = x 4 B= bedrag
D
A = x 4 B= aantal dagen

Slide 7 - Quizvraag


A
B
C
Wat moet er bij A, B en C staan? 
A
A = IN-getal B = 0,75 C = 3
B
A = 0,75 B = 3 C = bedrag
C
A = 3 B = 0,75 C = bedrag
D
A = 3 B = 0,75 C = aantal rondjes

Slide 8 - Quizvraag

Maak bij de formule een pijlenketting.

aantal uren x 8 + 3 = bedrag

Slide 9 - Tekstslide

x gaat voor +
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

Een zwemkaart
Paula heeft een voordeelkaart van het zwembad.
 De voordeelkaart kost 20 euro.
 Een toegangskaartje kost daardoor nog maar € 1,50.
 De totale kosten kan zij berekenen met de formule
 20 + aantal keer zwemmen x 1,50 = kosten.
 Paula gaat acht keer zwemmen. Wat moet ze betalen?

Slide 11 - Tekstslide



Welke formules zijn gelijk?
A) aantal x 2 + 5 = bedrag
B) 2 + 5 x aantal = bedrag
C) aantal x 5 + 2 = bedrag
A
A en B
B
B en C
C
A en C
D
A en B en C

Slide 12 - Quizvraag


Welke omgekeerde pijlenketting
hoort bij de pijlenketting?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Bij een omgekeerde pijlenketting veranderen de tekens. Zet de juiste tekens bij elkaar:
+ wordt
- wordt
: wordt
x wordt
-
+
x
:

Slide 14 - Sleepvraag


A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Maak een pijlenketting bij de formule.
aantal x 3 + 8 = bedrag ______________________________
  3 + aantal x 8 = bedrag ______________________________
 aantal x 8 + 3 = bedrag ______________________________
 

Slide 16 - Tekstslide



De groep van LKR gaat aan de slag met de extra oefening van H 13.

Slide 17 - Tekstslide


Maak van de formule een letterformule.
3 x aantal km = bedrag

Slide 18 - Open vraag

Maak van de formule een letterformule.
0,75 x aantal rondjes + 3 = bedrag in euro's

Slide 19 - Open vraag

Welke pijlenketting hoort bij de volgende vergelijking:
3xa + 7 =37
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

Welke omgekeerde pijlenketting hoort bij de volgende vergelijking:
3xa + 7 =37
A
B
C

Slide 21 - Quizvraag


A
8
B
15
C
30
D
75

Slide 22 - Quizvraag

Los deze vergelijking op:
2xa + 6 = 12

Slide 23 - Open vraag

Los deze vergelijking op:
3xa + 7 = 37

Slide 24 - Open vraag

De groep van RMK gaat aan de slag met H12 de extra oefening. 

Slide 25 - Tekstslide

We gaan zelfstandig 
aan de slag !!






Klaar ? Kijk na en start met de online toetsen.
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide