dag 4

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

het midden
  • precies tussen 2 punten in;
  • als het aan alle kanten dezelfde afstand is;
  • Zin: De pijl is in het midden van het bord.

Slide 2 - Tekstslide

minder
  • iets wat kleiner is dan iets anders;
  • tegengestelde: meer
  • Zin: Ik heb veel geld (100 euro). Mijn vriend heeft minder geld (90 euro).

Slide 3 - Tekstslide

de natuur
  • alles wat op de aarde is, wat niet door mensen is gemaakt;
  • dieren, bomen, planten, bloemen
  • zin: Ik ga elk weekend lopen in de natuur. Daar word ik rustig van.

Slide 4 - Tekstslide

vuil
  • ander woord voor: vies
  • niet schoon
  • Je kan zeggen: Die jongen is vuil.
  • Je kan zeggen: In de klas is het vuil.

Slide 5 - Tekstslide

de droom
  • de beelden die je ziet terwijl je slaapt;
  • werkwoord: dromen ( ik droom, hij droomt, wij dromen);
  • zin: Ik had vannacht echt een hele leuke droom!

Slide 6 - Tekstslide

Maak de zin af:
Ik droom vaak over............

Slide 7 - Open vraag

Waar zie je het midden?
A
B
C

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb €529,67. Mevrouw Yvonne heeft minder geld. Hoeveel geld heeft zij?
A
€529,97
B
€529,68
C
€528,67
D
€530,67

Slide 9 - Quizvraag

Als mijn kamer vuil is, dan......
A
doe ik niets.
B
ruimt mijn moeder mijn kamer op.
C
vraag ik of iemand het schoon maakt.
D
maak ik mijn kamer schoon.

Slide 10 - Quizvraag

Mening:
Ik vind het prettig om in de natuur te zijn.
Leg ook uit waarom wel of waarom niet!
Ik vind het wel fijn/ niet fijn, omdat..................

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Elke zaterdag loop ik in................., omdat ik dat mooi vind.

Slide 13 - Open vraag

Wil je in .................. staan? Dan kunnen wij de bal naar jou gooien.

Slide 14 - Open vraag

Hij heeft veel nieuwe kleding gekocht. Nu heeft hij .............. geld.

Slide 15 - Open vraag

Jouw tafel is echt ............ Heb je met potlood geschreven op de tafel?

Slide 16 - Open vraag

In mijn................was ik heel boos. Gelukkig was het niet echt.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de droom, vuil, de natuur, het midden, minder

Slide 18 - Tekstslide