Rekenen met breuken

Rekenen met breuken 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met breuken 

Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
1. Informatie over de toetsweek
2. Lesson up over breuken
3. Gezamelijk een opgave maken in smart rekenen
4. zelfstandig verder rekenen volgens je eigen planning

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
• Je herkent een breuk in verschillende vormen;
• Je kan berekeningen maken met breuken;
• Je kan een breuk vereenvoudigen;
• Je kan twee verschillende breuken gelijknamig maken zodat je ermee kan rekenen;
• Je leert van elkaar dat er verschillende manier zijn om tot een oplossing van een vraagstuk te komen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Breuken
breuk
teller
breukstreep
noemer
samengestelde breuk
getallenlijn
gelijkwaardige breuken
vereenvoudigen
gelijknamige breuken
ongelijknamige breuken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

welke drie breuken werden er genoemd in de tekst?

Slide 8 - Woordweb

1a: Hoe schrijf je drie kwart in een breuk?

Slide 9 - Open vraag

1b: hoeveel is 1/3 van 1260 leerlingen?

Slide 10 - Open vraag

Breuken vereenvoudigen
Breuken vereenvoudigen 

Slide 11 - Tekstslide

1c: hoe schrijf je 6 op de 10 in een breuk en kun je deze dan nog vereenvoudigen?

Slide 12 - Open vraag

Breuken gelijknamig maken
Breuken gelijknamig maken betekent dat je de noemer van de breuken gelijk maakt soms kan dat door de breuken te vereenvoudigen. 

Slide 13 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Om breuken bij elkaar op te kunnen tellen moet je ze eerst gelijk maken, oftewel de noemers gelijk maken.
Bijvoorbeeld: 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag
Je gaat een weekendje weg met vrienden. De totale kosten bedragen €370,-.
Jullie hebben van te voren een verdeelsleutel afgesproken.
Jij betaalt 1/3 deel van de totale kosten,
Vriend A betaalt de helft,
Vriend B betaalt de rest.

Slide 15 - Tekstslide

A: hoeveel betaal jij van de €370,-?

Slide 16 - Open vraag

B: Kun je het deel wat vriend B betaalt,
omzetten in een breuk?
(denk aan het gelijknamig maken van breuken)

Slide 17 - Open vraag

Toelichting
1/3 + 1/2 + ?  = totaal oftewel één hele  (1/1, 2/2, 4/4, 6/6)
1/3 en 1/2 maak je gelijknamig
Van beide kun je '6-den' maken
1/3 wordt dan 2/6
1/2 wordt dan 3/6
2/6 + 3/6 + ? = 6/6 >>>
6/6 - 2/6 - 3/6 = 1/6
? = 1/6

Slide 18 - Tekstslide

Eduhint / smart rekenen
Pak de volgende opgave erbij:
Niveau 3 - verhoudingen herkennen - H10 breuken - 10.4 oefenen in thema - opgave 3 abcd (vraag over brandstof)
* 10 min:     maak de vragen zelfstandig, schrijf je berekening op 
* 5 minuten: vergelijk je berekening met je buurman, waar zitten de overeenkomsten, waar de verschillen
* 10 minuten: ik vraag willekeurig een aantal duo's bovenstaande toe te lichten aan de rest van de groep

Slide 19 - Tekstslide

Eduhint / smart rekenen
Pak de volgende opgave erbij:
Niveau 2 - verhoudingen herkennen - H10 breuken - oefenen in thema - opgave 3 abc (vraag over brandstof)
* 10 min:     maak de vragen zelfstandig, schrijf je berekening op 
* 5 minuten: vergelijk je berekening met je buurman, waar zitten de overeenkomsten, waar de verschillen
* 10 minuten: ik vraag willekeurig een aantal duo's bovenstaande toe te lichten aan de rest van de groep

Slide 20 - Tekstslide