Les 7 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Tekstslide

Check in
Schrijf in een paar zinnen op:
- Hoe je erbij zit/ Hoe het met je gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Les 7
1.  Spreekoefening Restaurant
2. Herhaling woorden vorige les (beschrijven van het woord)
3. Grammatica  + oefeningen
4. Spreekoefening geschiedenis 
5. Sprookje lezen
6. Korte schrijfopdracht

Slide 3 - Tekstslide

leerdoelen
✅ Je kan een dialoog voeren in een restaurant en een bestelling plaatsen.
✅ Je kan woorden uit de vorige les herhalen en beschrijven.
✅ Je kan grammaticaal correcte zinnen maken en oefenen met grammatica.
✅ Je kan praten over een vakantieland en je ervaringen delen.
✅ Je kan een sprookje lezen en de belangrijkste informatie eruit halen.
✅ Je kan een korte schrijfopdracht maken.

Slide 4 - Tekstslide

Ober: Goedemiddag! Welkom in ons restaurant. Heeft u al een keuze gemaakt of wilt u de kaart nog even bekijken?
Klant: …
Ober: Een goede keuze! Wilt u er ook iets te drinken bij? We hebben verschillende wijnen en frisdranken.
Klant:
Ober: Perfect! Mag ik uw naam voor de bestelling?
Klant:
Ober: Bedankt! Wilt u ook een voorgerecht of is dat niet nodig?
Klant:
Ober: Zeker! De soep komt meteen. Uw pasta en wijn komen zo snel mogelijk. Heeft u verder nog iets nodig?
Klant:
Ober: Graag gedaan! Uw bestelling komt eraan. Eet smakelijk!
Klant:

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling woorden
Hij zegt altijd alles wat hij denkt, zonder zich in te houden.
Het is iets wat je doet als je iets heel graag wilt, bijvoorbeeld een baan in het buitenland.
Als je je alleen voelt en geen vrienden of familie hebt, voel je je zo.
Als je blij bent, kun je vaak dit geluid maken met je mond.
Als iemand iets fout heeft gedaan, kan hij hiervoor in deze instelling worden opgesloten.
Het is de manier waarop iemand zich gedraagt, bijvoorbeeld altijd lachen of juist altijd stil zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica: Gebiedende wijs
Je kunt je jas uit doen.
Je kunt je jas uit doen.
Doe je jas uit.
> Doe je jas maar even uit. 

Je wilt zeggen wat iemand moet doen. Je gebruikt de ik-vorm van het werkwoord en geen wie of wat.
De gebiedende wijs is niet altijd aardig! Je kunt de woorden even, maar en eens gebruiken om de zin aardiger te maken.  
Doe de deur dicht -> Doe de deur maar even dicht. Wil je de deur dichtdoen, alsjeblieft?
Kom hier -> Kom eens hier.  Kun je even hier komen, alsjeblieft?

Slide 7 - Tekstslide

maak zinnen
1. Je moet het water koken.
2. Je moet de rijst in de pan doen.
3. Je moet de rijst 10 minuten koken.
4. Je moet de groente snijden.
5. Je moet het vlees bakken.
6. Je moet de groente bij het vlees doen. 

Slide 8 - Tekstslide

Waarmee startte de Franse revolutie?
A
Burgeroorlog
B
de bestorming van de Bastille
C
Ontevredenheid van de adel
D
Ontevredenheid van de geestelijken

Slide 9 - Quizvraag

Waarmee eindigde de Franse Revolutie?
A
Napoleon greep de macht
B
Napoleon won een oorlog voor Frankrijk
C
De koning kwam weer aan de macht
D
.

Slide 10 - Quizvraag

Nederland 
De republiek werd bestuurd door stadhouder Willem V. Hij had net zoals Lodewijk XVI absolute macht. 

Slide 11 - Tekstslide

Economie
In de 18e eeuw ging het steeds slechter met de Nederlandse economie. Er kwam meer werkloosheid en armoede. Mensen gaven hiervan de schuld aan de regenten en stadhouder. 

Slide 12 - Tekstslide

Patriotten 
Mensen kregen ideeën van de Franse revoluties. Mensen met democratische ideeën noemden zichzelf patriotten. Zij vochten tegen burgers die achter Willem V stonden. 

Slide 13 - Tekstslide

Willem V
De stadhouder kreeg hulp van zijn schoonvader, de koning van Pruisen. Veel patriotten vluchtten daarom naar Frankrijk. Daar zochten ze steun bij de Franse revolutionairen. 

Slide 14 - Tekstslide

Bataafse republiek
Met hulp van het Franse leger versloegen de patriotten de orangisten. In 1795 namen ze het bestuur over en noemden ze de republiek de Bataafse republiek. Dit noemen we de Bataafse revolutie. 

Slide 15 - Tekstslide

Wie was de stadhouder van Nederland destijds?
A
Lodewijk XVI
B
Willem V
C
de regenten
D
de patriotten

Slide 16 - Quizvraag

Lodewijk Napoleon
In 1806 maakte Napoleon een einde aan de Bataafse republiek. Hij liet zijn broer Lodewijk Napoleon koning worden. De Bataafse republiek werd hierdoor een monarchie. 

Slide 17 - Tekstslide

Franse tijd
Napoleon voerde het burgerlijk recht in. Dat betekend dat iedereen dezelfde rechten en plichten had. Ook voerde hij het metriek stelsel en de dienstplicht in. 

Slide 18 - Tekstslide

Franse wetten
Ook voerde hij de dienstplicht in en de burgerlijke stand. Dat is de administratie van de gegevens van alle burgers. Deze wetten en regels bleven na de Franse bezetting nog lang bestaan. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Tekstslide

Vakantieland
1. Wat is je favoriete vakantieland en waarom?
2. Wat voor activiteiten doe je graag als je daar op vakantie bent?
3. Hoe is het weer in je favoriete vakantieland?
4. Wat is het leukste wat je ooit hebt gedaan in dat land?
5. Met wie ga je meestal op vakantie? naar dat land?

Slide 22 - Tekstslide

Bericht aan een collega
Je werkt voor de Thuiszorg.
Je hebt vandaag bij meneer Jansen gewerkt.
Je schrijft een bericht aan je collega die morgen bij hem werkt.

Schrijf wat je vandaag gedaan hebt:
- meneer gedoucht;
- medicijnen gegeven.
Schrijf wat je collega morgen moet doen:
- huisarts bellen voor nieuwe medicijnen;
- vragen of er iets verandert met zijn medicijnen.
Denk aan een passende aanhef, beginzin, laatste zin en afsluiting. Gebruik je eigen naam.

Slide 23 - Tekstslide

leerdoelen
✅ Je kan een dialoog voeren in een restaurant en een bestelling plaatsen.
✅ Je kan woorden uit de vorige les herhalen en beschrijven.
✅ Je kan grammaticaal correcte zinnen maken en oefenen met grammatica.
✅ Je kan praten over een vakantieland en je ervaringen delen.
✅ Je kan een sprookje lezen en de belangrijkste informatie eruit halen.
✅ Je kan een korte schrijfopdracht maken .

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 25 - Tekstslide