3hv Fictie: Liefde

Poëzie en fictie: C Liefde
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poëzie en fictie: C Liefde

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je...

...uitleggen wat de begrippen vooruitwijzing, stijl, motief en thema betekenen in de literatuur;
...deze herkennen en beschrijven in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Welke uitspraak over de liefde spreekt jou aan?
Liefde is blind
Waar liefde is, is leven
Van liefde alleen kan de schoorsteen niet roken
Oude liefde roest niet
Als de liefde dus is, zie je de fouten dik
Je hebt de liefde ... en dan nog haar vijand, het leven

Slide 3 - Poll

 vooruitwijzing
Vooruitwijzing = aanwijzing in een verhaal dat er iets gaat gebeuren, vaak zonder dat je precies weet wat er gaat gebeuren. 

"Toen Anouk haar sleutel in het slot draaide, wist ze dat het te laat was."

"Later zou blijken welke fatale beslissing Achmed had gemaakt door die avond bij Farah in de auto te stappen."

Slide 4 - Tekstslide

Lees tekst 1. Het is een fragment uit Candy van de Engelse schrijver Kevin Brooks.
Voor vwo: de tekst staat op de volgende twee slides.

Slide 5 - Tekstslide

Op het station in Londen leert Joe de aantrekkelijke Candy kennen. Als ze even later samen in de McDonald’s zitten, wordt hun samenzijn ruw verstoord door Iggy. Hij blijkt de pooier van Candy te zijn en wil Joe in elkaar slaan.
Er zit voor Joe niets anders op dan te maken dat hij wegkomt.

Slangen van angst kronkelden door mijn buik, mijn kaken deden pijn omdat ik zo verwoed met mijn tanden geknarst had en mijn hart bonsde, maar het ergste was het irritante, zeurderige stemmetje in mijn achterhoofd, dat me er steeds aan herinnerde hoe het ook had kunnen aflopen, wat er had kunnen gebeuren, wat er bijna gebeurd was. In feite heb je geluk gehad, zei het stemmetje. Dat weet je toch? Je hebt geluk gehad. Het had veel erger kunnen aflopen…
Ja, dat wist ik.
Ik wist een boel dingen.
Ik wist nu dat Candy een prostituee was en Iggy haar pooier. Ik wist dat ze haar lichaam verkocht, dat ze de hele dag dingen deed die ik me niet eens kon voorstellen, dat ze waarschijnlijk niet eens Candy heette. Ik wist dat ze me had beetgenomen, een spelletje met me had gespeeld, me stiekem had uitgelachen. Dat wist ik allemaal. Ik wílde het niet weten; ik wilde geloven dat ze gewoon een meisje was… een meisje dat ik op het station ontmoet had… een meisje dat me aardig vond…
Maar zó naïef was ik nou ook weer niet.
Nee, er viel niet aan te ontkomen: Candy was een prostituee en Iggy haar pooier en dat had eigenlijk einde verhaal moeten zijn. Het einde van een kort en uiterst gênant liefdesverhaal: jongen ontmoet meisje, meisje lacht tegen jongen, hij trakteert haar op een donut, zij streelt zijn vingers en hij valt als een blok voor haar, maar dan verschijnt haar pooier en druipt de jongen doodsbang af, met het gevoel dat hij ongelooflijk voor paal staat.
Het sprookje is uit.
















Slide 6 - Tekstslide

Zo had het moeten zijn.
En zo was het ook, tot op zekere hoogte.
Ik was inderdaad doodsbang.
Ik voelde me inderdaad ongelooflijk voor paal staan.
Ik was inderdaad afgedropen.
Maar er speelde nog iets mee… iets wat me niet wilde loslaten. Het had te maken met de aanraking van haar vingers.
Ik voelde die aanraking nog steeds.
Candy’s aanraking. Hij was diep in het geheugen van mijn huid geprent: warm, koud, opzwepend, eeuwig, de aanraking van een ander. Het gevoel was opwindend, tintelend, bedwelmend. Terwijl ik liep, keek ik onwillekeurig steeds naar mijn vingertoppen, naar de lussen en contouren, op zoek naar de plaats waar ze me precies had aangeraakt. Ik wilde alsmaar aan mijn hand voelen, om de herinnering te betasten, maar ik was bang dat ik het gevoel dan misschien zou uitwissen…
En dat was nog maar het begin.

Kevin Brooks, Candy. De Harmonie, Amsterdam 2005
















Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2
1.Is wat Joe voor Candy voelt alleen maar fijn? Leg je antwoord uit.
2. ‘Zo had het moeten zijn.’ Hoe had het moeten zijn?
3. Hoe is het in plaats daarvan?
4. Het fragment eindigt met de vooruitwijzing: ‘En dat was nog maar het begin.’ Welke aanwijzing geeft dit zinnetje over hoe het verhaal verdergaat?

Slide 8 - Tekstslide

stijl
Als je het hebt over stijl van een schrijver hebt, bedoel je alles wat opvallend is aan zijn taalgebruik. Als je een beoordeling van de stijl van een schrijver moet geven, let je op:
* Zijn de zinnen kort of lang?
* Gebruikt de schrijver veel/weinig bijvoeglijke en/of zelfstandige naamwoorden?
* Is de tekst moeilijk of makkelijk geschreven?
* Is de tekst in de verleden/tegenwoordige tijd geschreven? De tegenwoordige tijd zorgt voor meer betrokkenheid, de verleden tijd schept wat meer afstand.
* Heeft de schrijver een voorkeur voor bepaalde leestekens? Puntjes (….) bijvoorbeeld kan je gebruiken om spanning op te wekken.
* Maakt de schrijver veel gebruik van ironie? De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt. Hij spot met bepaalde zaken of zichzelf (zelfspot) en maakt veel gebruik van neologismen (nieuwe woorden) en stijlmiddelen als overdrijvingen, understatements en beeldspraak.

Slide 9 - Tekstslide

thema
Het onderwerp van een verhaal kun je vaak in één woord aangeven, bijvoorbeeld liefde, vriendschap, reizen of oorlog. 
Als je nauwkeuriger wilt weten waar een verhaal over gaat en dus het thema van het boek wilt beschrijven, heb je meer woorden nodig. Vaak gebruik je hiervoor één zin. 
Thema wordt niet genoemd in een verhaal; je leest het 'tussen de regels door', je 'voelt' het.

Slide 10 - Tekstslide

Thema bepalen
  1. Stel het onderwerp vast. Wat doet dat onderwerp/wat voor invloed heeft het onderwerp op personages en dus het verhaal?
  2. Bekijk de titel en de omslag.
  3. Lees het motto.
  4. Kijk naar herhaalde aspecten -> motieven.
  5. Let op de afloop van het verhaal.

Slide 11 - Tekstslide

Thema=hoofdgedachte van een verhaal 
Door na te denken over de titelverklaring, het motto, de manier waarop personages, gebeurtenissen en ruimtes met elkaar te maken hebben en de motieven kom je erachter waar het in het verhaal echt om draait. Zo bepaal je het thema van het boek.

Voorbeeld uit De belofte van Pizza: 
De Nederlands-Marokkaanse Sammy uit een achterstandswijk moet zich handhaven tussen de kakkers op het lyceum in Amsterdam-Zuid en moet de belofte aan zijn broer waarmaken (en zo de familie-eer redden) dat hij zijn havodiploma gaat halen.

Slide 12 - Tekstslide

 motief
 Terugkerende aspecten hebben vaak met het thema te maken. Zo’n terugkerend aspect in een verhaal heet een motief
Denk aan toeval, haat of schuld. 

Ook kan een motief een hele zin of een voorwerp zijn, zoals een glas of spiegel. Door motieven ontstaat er een patroon in het verhaal.

Motief = element dat vaker voorkomt in een verhaal. Motieven vestigen de aandacht op iets wat belangrijk is in het verhaal.

Slide 13 - Tekstslide

Motief= terugkerend verhaalelement
Een motief is een verhaalelement dat steeds terugkeert. (herhaling) Door motieven ontstaat er een patroon in het verhaal.
Voorbeelden van motieven:
liefde, verraad, boete, wraak, dansschoenen, dood, verlies, oedipusmotief (personage haat zijn vader en wil geliefd zijn bij zijn moeder) , enz.



Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Een bekend motief is het getal 8 in Het gouden ei van Tim Krabbé. Dit getal komt steeds terug in het boek:

  • Saskia wordt in de 8e maand om 8 uur ontvoerd;
  • Rex sterft 8 jaar na Saskia;
  • 8 is het geluksgetal van Saskia;
  • Als je het getal 8 op zijn kant legt (∞), krijg je het symbool voor eeuwigheid of oneindigheid.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link