Herhaling leenstelsel en verovering Engeland

Van vroege naar late Middeleeuwen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Van vroege naar late Middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag
Herhaling 
5.1: De verovering van Engeland

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ken je de begrippen Vikingen, Noormannen, rooftochten, Scandinavie, drieslagstelsel, bevolkingsgroei, stadsrechten. (R)
  • kun je herkennen en uitleggen wie de Vikingen en Noormannen waren. (T1)
  • kun je voorbeelden geven van positieve gevolgen en negatieve gevolgen van de komst van de Vikingen en Noormannen(T2)
  • kun je beagrumenteren hoe de Middeleeuwse samenleving veranderde tussen 500  en 1066 n. Chr. (I)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
  • Leenstelsel?
  • Hofstelsel?
  • Rijk van Karel de Grote?

Slide 5 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat het Feodale stelsel (leenstelsel) was.

Slide 6 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat het hofstelsel was.

Slide 7 - Open vraag

Val rijk Karel de Grote
  • Na de dood van Karel de Grote viel het rijk spoedig uiteen. Dit had verschillende oorzaken:
  • Interne oorzaken: 
  1. De gewoonte bij de Germanen om het rijk te verdelen onder alle zonen van de vorst. Hierdoor verzwakte het centrale gezag. 
  2. Leenstelsel werd te ingewikkeld en werd als erfelijk beschouwd. Hierdoor had de koning steeds minder macht over de leenmannen. 
  • Externe oorzaken:
  1. De oorlogen die de opvolgers van Karel de Grote tegen elkaar voerden. 
  2. De aanvallen van volken zoals de Noormannen vanuit het noorden en de moslims uit het zuiden.

Slide 8 - Tekstslide

Overzicht
Het leenstelsel: het politieke systeem van landverdeling in de Middeleeuwen.
Het hofstelsel: Het economische systeem van de samenleving.

Slide 9 - Tekstslide

Probleem!

Slide 10 - Tekstslide

Leenstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Leenstelsel versie I
Draait om relatie tussen Germaanse koningen en vazallen. 

  • 500 tot +/- 750 n. Chr.
  • Eed & trouw in ruil voor geld/goud/buit!

Kenmerken:
  • Hele nauwe relatie tussen koning en hun vazallen via direct contact.
  • Om de relatie te bewaren is constante oorlogvoering nodig (want: je moet buit verdienen!) 
  • Oorlog: te voet uitgevochten


Leenstelsel versie II
Draait om relatie tussen Koningen/keizers en hun vazallen

  • Vanaf tijd Karel de Grote (814 n. Chr.)
  • Eed & trouw in ruil voor land!

Kenmerken:
  • Nauwe relatie tussen koning en belangrijkste vazallen
  • Weinig tot geen contact tussen koning en ondervazallen
  • Landverdeling in plaats van buit: meer vrede
  • Oorlog: Nieuwe rol voor ruiters





Slide 12 - Tekstslide

Ruiterij
  • Rond 700 n. Chr. wordt de ruiterij belangrijk.
  • Koningen namen deze mannen in dienst.
  • Deze mannen kregen een aparte titel: ridders.
Kenmerken:
  • Paard
  • Zwaar pantser (malienkolder, helm, schild)

Waarom zorgt dit voor verandering?
  • Deze spullen zijn gigantisch DUUR.
  • Als koning moet je die mannen betalen! 
Oplossing: geef deze mannen hun eigen land waar ze hun eigen geld verdienen en hun spullen zelf van betalen! 
Je ruiters (ridders) worden je leenmannen! 

Slide 13 - Tekstslide

Karel de Grote 
  • Karel de Grote werd de beste koning van de Franken:
  • Hij deed veel voor onderwijs en wetenschap
  • Hij liet het schrift verbeteren
  • Hij voerde veel oorlogen om zijn land te vergroten en om het christendom te verbreiden

  • Onder Karel de Grote ontwikkelde het leenstelsel zich.
  • Hij was een sterke koning die de leenmannen onder controle hield. 
  • Na zijn dood grijpen veel leenmannen de kans om hun gebied erfelijk over te dragen aan hun zonen: de Adellijke stand is nu definitief een eigen groep in de samenleving. 

Slide 14 - Tekstslide

Het leenstelsel na Karel de Grote

Slide 15 - Tekstslide

Geef aan: Is er op deze bron sprake van het leenstelsel of het hofstelsel?

Slide 16 - Tekstslide

Veel plichten, 
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de leenman hoorde bij het domein.

  • De boeren werden horigen van de leenman: ze moesten gehoorzaam zijn en waren zijn eigendom.

  • Om op de grond van de leenman te  wonen, moest je belasting betalen.

  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten (klusjes) te doen.

  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.

  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 17 - Tekstslide

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.

Slide 18 - Tekstslide

De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen. 
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vikingen
  • Rond het jaar 900 vertrekken de Vikingen (Noord-mannen -> Noormannen!) vanuit Scandinavie.
  • De Vikingen hebben erg goede schepen.
  • Ze gebruikten hun schepen om handel te drijven, maar ook om op rooftocht te gaan.
  • De vikingen zijn polytheisten.
  • De vikingen hebben een cultuur waarin oorlog een centrale rol speelt.
De Vikingen geloofden dat ze in het Walhalla (de Vikinghemel) kwamen als zij dapper vochten. Sterven in de strijd was de hoogte mogelijke eer.
Valt het je ook op dat de Vikingen op de afbeelding helmen zonder hoorns dragen... Dat komt omdat de hoorns er later bij bedacht zijn, in het echt hadden ze dat helemaal niet!

Slide 21 - Tekstslide

Val rijk Karel de Grote
  • Rijk karel de Grote was gebaseerd op het leenstelsel. Dit vereiste een sterke koning.
  • De zonen van Karel waren geen sterke koningen en de Edelen in het Rijk grepen steeds meer macht.
  • Dit leidde tot een zwakke Franse koning met sterke edelen.
  • Een van die gebieden was Normandie in het noorden.
  • Hier gingen Noormannen wonen in ruil voor vrede. 

Slide 22 - Tekstslide

Vanuit Denmarken, Noorwegen en Zweden (Scandinavie) reisden de Noormannen heel de wereld over om te handelen en te plunderen.
De Noormannen ontdekten veel nieuwe plekken en vaak gingen groepen op zulke ontdekte plekken wonen. Ze stichtten daar nieuwe nederzettingen. De Vikingen waren zelfs eerder in Amerika dan Columbus!

Slide 23 - Tekstslide





Schepen
Om te reizen bouwden de Vikingen goede schepen, de bekendste is het langschip. Dit schip was snel en licht, en geschikt voor handel en oorlog. Ze konden met die schepen goed op de zee en goed op de rivieren varen, een groot voordeel!
Op de voorkant werd vaak uit hout een draken- of slangenkop gesneden om tegenstanders bang te maken en boze geesten te verjagen.

Slide 24 - Tekstslide

Welk recht van horigen zie je op de afbeelding? (op de achtergrond zie je brandende dorpen die door de Vikingen geplunderd zijn)

Slide 25 - Open vraag

Sleep de afbeeldingen naar het juiste vak.
                         
Oorzaak
Gevolg

Slide 26 - Sleepvraag

1066
  • Engeland: een land in handen van een Germaanse koning Eduard. 
  • De Noormandische Koning Willem I vindt dat hij de Engelse kroon mag erven! 
  • De Vikingkoning Harald vindt ook dat hij de Engelse kroon mag erven!

Gevolg: Oorlog.

Wie wint? Willem I!

Wat doet hij in Engeland? Voert Franse taal in onder de Adel
en gaat eens goed reorganiseren.
Hij geeft al zijn belangrijke volgelingen land. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was

Slide 28 - Quizvraag

Feodaal Engeland
  • Willem de Veroveraar voert feodale stelsel in Engeland in
  • Maatregelen om machtig te blijven:
  • - Leenmannen kregen niet één groot stuk in leen maar kleine stukjes
  • - Willem hield de beste gebieden voor zichzelf
  • - Alle bezittingen van de adel werden opgeschreven in het Domesday Book (1086)
  • Gevolg: duidelijk wie de macht heeft. 
Feodale stelsel: leenmannen besturen leen in naam van leenheer, in ruil voor loyaliteit

Slide 29 - Tekstslide

Centralisatie

  • Engelse koning centraliseert land: wetten zijn in het hele land hetzelfde 
  • Voorbeeld: centrale rekenkamer
  • Gevolg: adel en kerk verzetten zich tegen afname macht
  • Voorbeeld: koning Jan Zonder Land:
  • Ruzie met kerk: excommunicatie
  • Ruzie met adel: Magna Carta (1215). Hierin staan regels voor de koning. 

Slide 30 - Tekstslide