HV1 - Unité 4 - Vocabulaire t/m app. 8

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Vertaal het dik gedrukte woord in de zin:
Mamie va déménager à Montpellier.

Slide 2 - Open vraag


Vertaal het dik gedrukte woord in de zin:
Estelle a sa propre chambre.

Slide 3 - Open vraag


Vertaal het dik gedrukte woord in de zin:
À Paris, il y a beaucoup de circulation.

Slide 4 - Open vraag


Vertaal het dik gedrukte woord in de zin:
Je prends l'ascenseur pour aller au deuxième étage. 

Slide 5 - Open vraag


Vertaal het dik gedrukte woord in de zin:
Papa a acheté de nouvelles chaises.

Slide 6 - Open vraag

La salle de bains
La salle de séjour
La voiture
La porte
La boulangerie
Les feux
Monter
Chercher
L'armoire

Slide 7 - Sleepvraag


Welk woord past het beste in de zin?
J'ai une grande fenêtre / frigo dans ma chambre.
A
fenêtre
B
frigo

Slide 8 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?
Pardon, où est le cinéma / mur, s'il vous plait ?
A
cinéma
B
mur

Slide 9 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?
Ils ont un appartement avec tapis / vue sur la Tour Eiffel!
A
tapis
B
vue

Slide 10 - Quizvraag


Welk woord past het beste in de zin?
Il faut continuer tout droit, jusqu'à / tout près la boulangerie. 
A
jusqu'à
B
tout près

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de vrouwelijke vorm van 'beau'?

Slide 12 - Open vraag

Wat is een synoniem voor 'beaucoup de'?

Slide 13 - Open vraag

Welk woord past op de puntjes?
Je n'aime pas ce teeshirt. Il est ...!
A
puis
B
propre
C
moche
D
pour

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord past op de puntjes?
Dans la cuisine, il y a un petit ...
A
tapis
B
fenêtre
C
chaise
D
frigo

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord past op de puntjes?
Le supermarché est ouvert jusqu'à 20:00 heures. C'est ....!
A
pratique
B
contre
C
doux
D
rêve

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord past op de puntjes?
D'abord il y a ... , puis le premier étage et le deuxième étage.
A
rez-de-chausé
B
le rez-de-chausé
C
rez-de-chaussée
D
le rez-de-chaussée

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord past op de puntjes?
- Où est ...?
- Il est dans le frigo.
A
la vue
B
clair
C
le coca
D
ici

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin:
Het tapijt is niet zacht.

Slide 19 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Jouw bed staat tegenover de tafel.

Slide 20 - Open vraag

Vertaal de volgende zin:
Ik ga mijn uitzicht beschrijven.

Slide 21 - Open vraag