week 21

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
Semana 21
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
Semana 21

Slide 1 - Tekstslide

Vanadium
Wist je dat het chemische element vanadium zijn naam indirect te danken heeft aan Spanje? Het werd in 1801 voor het eerst ontdekt in een mineraal uit Mexico, dat toen nog een Spaanse kolonie was. De ontdekker noemde het element naar de Noorse godin Vanadis vanwege de mooie kleuren van zijn verbindingen — maar het was dus Spaans grondgebied dat het element aan de wetenschap schonk! 

Slide 2 - Tekstslide

Olijfolie
In de Spaanse keuken is olijfolie zo’n essentieel element dat het vaak “het vloeibare goud van Spanje” wordt genoemd. Spanje is zelfs de grootste producent van olijfolie ter wereld — vooral uit de regio Andalusië. Het is een onmisbaar element in iconische gerechten zoals gazpacho, tortilla de patatas en pan con tomate. 

Slide 3 - Tekstslide

Castiliaans Spaans
Wist je dat het Castiliaans Spaans – de officiële variant van de Spaanse taal – zoveel Arabische invloeden bevat, dat je duizenden woorden terugvindt met Arabische oorsprong? Dit komt door de eeuwenlange Moorse aanwezigheid op het Iberisch Schiereiland. Het Arabisch werd zo een belangrijk element in de ontwikkeling van de Spaanse taal. Woorden als almohada (kussen), aceituna (olijf), azúcar (suiker), algodón (katoen en arroz (rijst) zijn daar voorbeelden van!
Ook zijn er woorden uit andere talen die in het Spaans terug te vinden zijn. Zelfs uit het Nederlands. Bijvoorbeeld el yate (de jacht), el dique (de dijk) en el babor (bakboord)

Slide 4 - Tekstslide

Voseo

Wist je dat het taalelement ‘vos’ niet in Spanje wordt gebruikt,
maar wel in landen als Argentinië, Uruguay en Paraguay?

In plaats van ‘tú’ (jij), zeggen ze daar ‘vos’:
👉 ¿Vos querés café? in plaats van ¿Tú quieres café?

📍 Dit heet voseo, een uniek taalelement van het Spaans in Zuid-Amerika.
Het verandert niet alleen het voornaamwoord, maar ook de werkwoordsvorm!

Spaans is dus niet één taal, maar een mozaïek van varianten met eigen elementen!
Een opvallend taalelement van het Spaans?
Spanjaarden gebruiken vaak ‘vosotros’, maar Latijns-Amerikanen niet!

In Spanje is ‘vosotros’ de informele manier om meerdere mensen aan te spreken, bijvoorbeeld:
¿Vosotros venís a la fiesta? – Komen jullie naar het feest?

Slide 5 - Tekstslide

corregir Los deberes
LA: p. 103 OPDR 5 a. está, está b. hay c. hay, hay, están
p. 104 OPDR 1 b taxi c avión d barco e moto f tren 
g metro 
OPDR 2:  1-b  2-a  3-d  4-c  5-g  6-h  7-e  8-f

Slide 6 - Tekstslide

corregir Los deberes
LA p. 106
OPDR 1 a. juego b. conocemos c. van d. sigues e. voy f. jugáis g. conozco h.sigue i. vas j. conocen k. seguimos l. juega

OPDR 2 1. ir 2. a 3. sigues 4. en 5. en 6.de 7. conoces 8. voy 9. vamos 10.vas 11. jugamos 12. por 13 paso

Slide 7 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Lugar donde la gente puede denunciar robos, agresiones...
Woorden blok 4
La comisaría

Slide 8 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Establecimiento comercial en el que 
se puede comprar todo tipo de alimentos
Woorden blok 4
el supermercado

Slide 9 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Lugar donde se venden, 
cinturones, bolsos y zapatos
Woorden blok 4
la zapatería

Slide 10 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Es un lugar con muchas atracciones. Hay montañas rusas, coches de choque y carruseles. Es muy divertido.
Woorden blok 4
el parque de atracciones

Slide 11 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Es un lugar donde vemos películas. 
Hay una pantalla grande. 
Vamos con amigos o familia.
Woorden blok 4
el cine

Slide 12 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Es un lugar con muchas tiendas. 
Podemos comprar ropa, zapatos y comida. 
También hay restaurantes.
Woorden blok 4
el centro comercial

Slide 13 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Es un lugar con muchos libros. Podemos leer y estudiar. Es un lugar tranquilo.
Woorden blok 4
la biblioteca

Slide 14 - Tekstslide

Mi ciudad/pueblo/barrio
Es un parque con piscinas y toboganes de agua. 
Vamos en verano. Es muy divertido para niños y adultos.
Woorden blok 4
el parque acuático

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Ik kan de woorden van hoeveelheid gebruiken.
  • Ik ken woordenschat die met de stad te maken hebben.
  • Ik kan de wegwijzen
  • ik kan de werkwoorden ser, estar en hay gebruiken

Leerdoelen

Slide 16 - Tekstslide

Los adverbios Bijwoorden
Bijwoorden
Een bijwoord zegt iets (geeft informatie over) een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Een bijwoord verandert niet qua vorm.
Voorbeelden:
Juan es muy inteligente. → muy zegt iets over inteligente (=bijvoeglijk naamwoord)
Juan is heel/erg intelligent.
Luisa habla mucho. → mucho zegt iets over habla (=werkwoord)
Luisa praat veel.
Ellos hablan muy bien el español. → muy zegt iets over bien (=bijwoord)
Zij praten heel goed Spaans.
 

librito p.25 
bijwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Los adjetivos Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of een toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het zelfstandig
naamwoord waar het iets over zegt → mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud.

Voorbeelden:
Hace mucho calor. → mucho zegt iets over calor. Calor is mannelijk enkelvoud.
Het is erg warm.
Hay mucha gente. → mucha zegt iets over gente. Gente is vrouwelijk enkelvoud.
Er zijn veel mensen.
Juan lee muchos libros. → muchos zegt iets over libros. Libros is mannelijk meervoud.
Juan leest veel boeken.

librito p.25  bijvoeglijke naamwoorden

Slide 18 - Tekstslide

MUY - MUCHO
MUY betekent heel of erg. Muy is een bijwoord en past zich dus niet aan.
MUCHO betekent veel. Mucho (veel/erg) kan worden gebruikt als:

1. Bijwoord (mucho):
Juan come mucho. → mucho zegt iets over come (=werkwoord)
Juan eet veel.

2. Bijvoeglijk naamwoord (mucho/mucha/muchos/muchas):
Este médico tiene mucha experiencia. → mucha zegt iets over experiencia
Deze arts heeft veel ervaring. (vrouwelijk enkelvoud)
librito p.26

Slide 19 - Tekstslide

MUY - MUCHO
Let op de volgorde van de woorden! Zie hieronder:
librito p.26

Slide 20 - Tekstslide

Los adverbios
Bijwoorden van hoeveelheid

adverbios
poco = weinig
bastante = tamelijk, behoorlijk
mucho = veel
demasiado = teveel
librito p.25 
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

De woorden van hoeveelheid
librito p.26

Slide 22 - Tekstslide

¡A trabajar!
Maak: 
  • LA . P. 107 OPDR 3 TM 5
  • LE :  LE: ej.6.31 + 6.32
  • De opdracht hiernaast

Klaar? 
Vraag werkblad 

Slide 23 - Tekstslide

¿Dónde está el/la....? Waar is... ?
¿Para ir al/ a la...? Om te gaan naar...?
leerdoel: ik kan de weg wijzem

Slide 24 - Tekstslide

Hay/ser/estar
leerdoel: ik ken het verschil tussen hay,ser en estar

Slide 25 - Tekstslide

Los deberes
L: blok 1 TM 5
ser-estar-hay, 
ir, conocer, seguir, jugar, coger
 
LE: OPDR 6.8, 6.15 , 6.16 , 6.25 , 6.27

Los deberes

Slide 26 - Tekstslide