Nederlands Film Festival: BUMPERKLEEF

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kunstzinnige oriëntatieMedia, Vormgeving en ICT+7Middelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Instructies

Lesdoelen
- De leerling kan bepaalde genres herkennen en toekennen aan de film in kwestie.
- De leerling kan het verschil uitleggen tussen een protagonist en antagonist en kan de personages en hun karakters beschrijven.
- De leerling leert over het opbouwen van spanning in een film.
- De leerling weet wat het inhoudt om te filmen op een bijzondere locatie.
- De leerling kan het doel van de regisseur herkennen en beschrijven.

Werkwijze
Van de film Bumperkleef (2019, 85 min, Lodewijk Crijns) bekijk je met de klas vier fragmenten. Dit lesmateriaal kan voor of na het kijken van de film worden behandeld. Aan het einde van het lesmateriaal vind je kijkvragen die alleen na het zien van de film besproken kunnen worden. Je kunt de les uitprinten, inclusief de notities per dia, door op de printknop te drukken rechtsboven in het scherm.

Meer filmlessen van het Nederlands Film Festival? Kijk dan hier. [link nog toevoegen]

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag of opdracht
Extra informatie
Tip of weetje

Slide 2 - Tekstslide

Legenda
Waar staan de iconen voor, hoe werkt deze les? 
Klik in de volgende dia's op de iconen voor uitleg.
Bekijk de filmposter. Wat zie je? 
Waar verwacht jij dat de film over gaat?
Onder welk genre of welke genres denk je dat de film valt? 
Waarom denk je dat? 
Genre
Een genre is de naam voor een categorie films die te herkennen zijn aan een aantal typische eigenschappen. Denk bijvoorbeeld aan spanning voor een thriller of buitenaardse wezens voor een sciencefiction film. 

Slide 3 - Tekstslide

Introductie
Laat de leerlingen naar de filmposter kijken en vraag naar hun gedachtes en/of verwachtingen.

* Als de leerlingen de film al hebben gezien, vraag hen dan alleen naar de elementen die je van de filmposter af kunt lezen en hoe dit past bij het verhaal van de film.

Uitleg genre
Een genre is de benaming voor een categorie films die te herkennen zijn aan een aantal typische eigenschappen. Denk bijvoorbeeld aan spanning voor een thriller of buitenaardse wezens voor een sciencefiction film.

Antwoordsuggesties:
- Eigen inbreng. Op de poster zie je bange gezichten van (mogelijk) een gezin (moeder, vader, twee dochters), weerspiegeld in een gasmasker dat wordt gedragen door een persoon. Je ziet dat het gezin in een auto zit. 
Als leerlingen de film nog niet gezien hebben, weet je feitelijk gezien nog niet of dit een gezin is  of een stel, zussen of vriendinnen zijn, etc.
- Eigen inbreng
- Eigen inbreng, suggestie: De poster geeft een dreigend beeld wat zou kunnen verwijzen naar het horror en thriller genre. Echter valt Bumperkleef binnen verschillende genres: naast horror en thriller ook actie en komedie bijvoorbeeld. Er zijn dus meerdere antwoorden goed.
12:22 - 17:45

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk het fragment en let extra op de personages.
Welke karaktereigenschappen passen bij Hans? 
Hoe komt dit in het fragment naar voren? 
Welke gedragsverandering bij Hans merk je op?
Welke gebeurtenissen in het verhaal verklaren voor jou de reactie van Hans op Ed? 

Slide 5 - Tekstslide

Narratief - Karakteropbouw
De leerlingen hebben net een fragment gezien waarin het personage van Hans een ontwikkeling doormaakt.

Antwoordsuggesties vragen Hans
- Eigen inbreng. Bijvoorbeeld: ongeduldig, trots, dominant, opvliegend, eigenwijs, zelfverzekerd, driftig, prikkelbaar, gehaast, koppig
- Je ziet het gedrag van Hans (de vader van het gezin) veranderen. Hij raakt steeds geïrriteerder door acties van andere weggebruikers. Hij wordt ongeduldiger en reageert alsmaar aanvallender op de bestuurder in het witte busje.
- Eigen inbreng, suggestie: Allereerst maken zijn dochters ruzie achterin de auto, vervolgens wordt hij geconfronteerd met een bumperklever, een bijna-botsing doordat een auto hem afsnijdt, zijn dochter die haar gordel niet om heeft. Hierdoor raakt Hans gespannen en opgefokt.

20:44 – 23:37

Slide 6 - Tekstslide

Fragment 2
De leerling gaat nu kijken naar het fragment waarin het karakter van Ed zich ontvouwt.
Welke karaktereigenschappen passen bij Ed?
Welke gedragsverandering bij Ed merk je op?
Welke gebeurtenissen in het verhaal verklaren voor jou de reactie van Ed op Hans?

Slide 7 - Tekstslide

Narratief - Karakteropbouw
De leerlingen hebben net een fragment gezien waarin het personage van Ed een ontwikkeling doormaakt.

Antwoordsuggesties vragen Ed:
- Eigen inbreng. Bijvoorbeeld: op regels gericht, moralistisch, belerend, bemoeizuchtig, wraakzuchtig, boosaardig, zelfzeker, kil, volhardend…
- Ed (de lange man in de blauwe trui) lijkt op het eerste gezicht een rustige man die een praatje maakt met de kinderen, maar al gauw merk je dat hij op ruzie uit is en excuses eist.
- Eigen inbreng, suggestie: Ed ergerde zich aan het rijgedrag van Hans. Op het moment dat Hans zijn excuses niet wil aanbieden en tegen hem ingaat, veranderd hij in een enge en gemene man.

Protagonist
De protagonist is het personage waar het verhaal om draait. Hij/zij wordt vaak verbeeld als een held of het personage waarvan je hoopt dat het goed met hem of haar afloopt. Voor de protagonist heb je als kijker vaak sympathie.
Antagonist
De antagonist is de tegenspeler van de protagonist. Waar de een de held is, is de ander de slechterik. Hij/zij werkt het doel van de protagonist tegen. De kijker wil vaak dat dit personage faalt. 

Slide 8 - Tekstslide

Narratief - Protagonist en antagonist
Vertel de leerlingen eerst meer over de begrippen protagonist en antagonist. Leg de nadruk op het manipuleren van de sympathie wanneer de aanvankelijke protagonist zich als een antagonist gedraagt.

Uitleg protagonist
De protagonist is het personage waar het verhaal om draait. Hij/zij wordt vaak verbeeld als een held of het personage waarvan je hoopt dat het goed met hem of haar afloopt. Voor de protagonist heb je als kijker vaak sympathie.

Uitleg antagonist
De antagonist is de tegenspeler van de protagonist. Waar de een de held is, is de ander de slechterik. Hij/zij werkt het doel van de protagonist tegen. De kijker wil vaak dat dit personage faalt. 

Wie vind je goed en wie slecht? Waarom?
Wie is de protagonist en wie de antagonist van het verhaal? 
Waarom denk je dat? 

Slide 9 - Tekstslide

Narratief - Protagonist en antagonist
Bekijk de afbeeldingen.

Antwoordsuggesties:
- Eigen inbreng. Beide personages laten agressief gedrag zien. Zo gedraagt Hans zich agressief in het verkeer. Hij rijdt te hard en te dicht op andere weggebruikers. Ed reageert vervolgens erg kwaad op Hans.
- Hans is de protagonist. Het verhaal begint bij hem en zijn gezin en als kijker volg je zijn autorit. Hij gedraagt zich dan wel onsympathiek in het verkeer, omdat je als kijker zijn achtergrond kent en ziet waarom hij zo reageert, kun je zijn keuzes (of je het ermee eens bent of niet) volgen. Ed is degene die Hans onderweg probeert tegen te werken, zich gedraagt als een enge slechterik en is dus de antagonist.
Hoe heeft de regisseur ervoor gezorgd dat je zou kunnen twijfelen over wie nou echt de protagonist is in het verhaal?
Als je het fragment zonder geluid zou kijken, hoe zou je dan alsnog weten dat Hans de protagonist is?  

Slide 10 - Tekstslide

Narratief - Protagonist en antagonist

Antwoordsuggesties:
- Waar je als kijker vaak sympathie hebt voor het hoofdpersonage (de protagonist), word je enigszins op het verkeerde been gezet als Hans zich als eerste hufterig gedraagt in het verkeer. Het hoofdpersonage (de protagonist) gedraagt zich onsympathiek, waardoor je als kijker zou kunnen twijfelen over zijn rol in het verhaal (protagonist of antagonist).
- Ook zonder geluid zou je kunnen weten dat Hans de protagonist van het verhaal is. Je zit als kijker namelijk bij hem en zijn gezin in de auto, dit wijst erop dat het verhaal vanuit zijn perspectief wordt verteld.

Wat valt je op aan de camera-afstand als je kijkt naar de beelden gemaakt in de auto? 
Wat voor effect heeft dit op jou als kijker? 
Waar denk je dat de camera stond bij het draaien van de beelden in de auto?

Slide 11 - Tekstslide

Filmische vormgeving - Locatie
Het verhaal speelt zich grotendeels af in de auto. Het gebruiken van maar één ruimte voor een scène is een hele uitdaging, zeker in zo’n kleine ruimte als een auto. 

Antwoordsuggesties
- We zien hoe er angst wordt gezaaid door het steeds in beeld brengen van het witte busje van de slechterik. De personages en de kijker vragen zich telkens weer af of dit de slechterik is.
- Eigen inbreng (voorbeeld: het creëert een gevoel van paranoia, het zien van elk wit busje roept een gevoel van angst op)
- Het spannende achtergrondmuziekje versterkt het gevoel van paranoia.

Slide 12 - Tekstslide

Fragment 3
Bekijk nu een kort fragment van Planet X, het bedrijf dat de visual effects voor de film heeft gemaakt. 
In dit fragment kun je goed zien waar de camera zich op sommige momenten tijdens het draaien bevond. 
Waar moet je als filmmaker rekening mee houden als het verhaal zich in een kleine ruimte afspeelt?
Waar moet je als acteur rekening mee houden als het verhaal zich in een kleine ruimte afspeelt? 

Slide 13 - Tekstslide

Filmische vormgeving - Locatie

Antwoordsuggesties:
- Voor regisseurs vormt het een technische en dramatische uitdaging om in een enkele, begrensde ruimte te filmen. Waar zet je de camera neer? En hoe krijg je een personage goed in beeld?
- Voor de acteurs is het echter een uitgelezen mogelijkheid om hun kunnen te tonen: in een kleine ruimte draait het meer dan anders om de psychologie van de personages.

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf eerst wat je in beeld ziet, en vervolgens wat je voor geluiden hoort. 
Wat voor soort sfeer heeft de filmmaker hierdoor gecreëerd? 
Welke suggestie wordt er gewekt als Hans naar de witte bus kijkt? 
Waarom is het zien van een wit busje haast enger dan het zien van Ed?  

Slide 15 - Tekstslide

Filmische vormgeving - Spanning
Spanning in film zorgt ervoor dat de kijker geboeid blijft. Je wilt weten hoe de film eindigt en of het goedkomt met de hoofdpersoon. Een belangrijk element van spanning is suggestie. Soms is je eigen verbeelding nog veel angstaanjagender dan de werkelijke gebeurtenis.

Antwoordsuggesties:
- De kapotte auto, de wanhopige familie in de auto, de moeder zit nu ineens naast de kinderen op de achterbank, de witte bus op de rijbaan naast hen.
- Geluiden van de kapotte auto, paniekerige dialoog, onheilspellende muziek op de achtergrond.
- Er hangt een spannende en onheilspellende sfeer. Het spannende achtergrondmuziekje versterkt een gevoel van paranoia.
- De regisseur zaait angst en paranoia door het in beeld brengen van het witte busje van Ed. De personages en de kijker vragen zich af of dit echt het busje van Ed is en of zij in gevaar zijn. Elk wit busje is op dat moment een potentieel gevaar.
- De suggestie die het opwekt, je weet niet waar je aan toe bent en of er gevaar dreigt. Je eigen verbeelding maakt het erger dan het werkelijk is.

Wat betekent ‘Bumperkleef’ denk je?
Welk doel denk je dat de regisseur had bij het maken van Bumperkleef?

Slide 16 - Tekstslide

Context - Doel van de regisseur
Een regisseur heeft vaak een bepaald doel voor ogen bij het maken van zijn of haar film. Wat wilde regisseur Lodewijk Crijns bereiken met het maken van Bumperkleef?

Antwoordsuggesties:
- Bumperkleef is een niet bestaande term afgeleid van het woord bumperkleven. Bumperkleven is een verkeersterm en staat voor een auto die te dicht op een andere auto rijdt en hierdoor een gevaarlijke situatie veroorzaakt.
- Vaak heeft een filmmaker een reden om een film te maken. Lodewijk Crijns wilde een film maken over een man wiens ego langzaam maar zeker wordt afgepeld. Crijns stelde met Bumperkleef de vraag “Wanneer wijzen we iemand op fouten, vergissingen of hufterig gedrag? Waar ligt de grens? Zeggen we: laat maar, of wijzen we iemand erop?” Crijns wil mensen graag opvoeden en hen laten nadenken over deze vragen. 
Wat vind je van de film?
Welke scène is je het meest bijgebleven? Waarom? 
Op welk moment in de film schrok je? Hoe kwam dit? 
Kijk jij nu anders tegen het begrip ‘bumperkleven’ aan? Hoe?
Vragen na het zien van de film

Slide 17 - Tekstslide

Vervolgsuggesties
Deze vragen kunnen behandeld worden als de leerling de film heeft gezien.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies