6- Wederopbouw

Na de wederopbouw
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOISKStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Na de wederopbouw

Slide 1 - Tekstslide

Wederopbouw
De tweede wereldoorlog was van 1940-1945
Van 1945-1965 was de wederopbouw.

De mensen bouwden nieuw huizen, wegen, fabrieken
Er werden veel baby's geboren. Dat heet (babyboom) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Na de wederopbouw
Na de wederopbouw (na 1965) werden werk, gezin en religie minder belangrijk. 

De mensen wilden meer vrijheid en gelijkheid: emancipatie

Slide 4 - Tekstslide

Meepraten 
In een bedrijf: ondernemingsraad (Dat lijk een beetje op een parlement) 
op school dat heet: medezeggenschapsraad

Slide 5 - Tekstslide

Vakbond
Vereniging van mensen die werken. 
Vakbonden praten met de overheid en met bedrijven. 

Slide 6 - Tekstslide

Personeelsvereniging
organiseert leuke dingen op het werk
feest/reis

Slide 7 - Tekstslide

Na 1965
Was er veel werk in Nederland, maar er was niet genoeg werknemers.
Vooral voor ongeschoold werk waren er niet genoeg mensen. 

Er kwamen gastarbeiders uit Marokko en Turkije.

Slide 8 - Tekstslide

Andere cultuur
Gastarbeiders hadden een andere cultuur.
Ze spraken ook niet goed Nederlands.
Daardoor kwam er ruzie en discriminatie.




Slide 9 - Tekstslide

Na 1980
Na 1980 was er weinig werk. 
Veel mensen werden werkloos (= geen werk). 
Gastarbeiders en Nederlandse mensen met weinig geld woonden in dezelfde buurt. 
Daar kwamen veel problemen. 

Slide 10 - Tekstslide

Criminaliteit
Sommige mensen probeerden geld te verdienen met criminaliteit, bijvoorbeeld diefstal en het verkopen van drugs.
Soms gebruikten ze zelf ook drugs of alcohol.


Slide 11 - Tekstslide

Slechte huizen
Er waren slechte huizen. 
De huizen waren goedkoop, maar slecht.
Daarom was er bijvoorbeeld veel geluidsoverlast. 



Slide 12 - Tekstslide

Vandalisme
Mensen maakten dingen kapot van andere mensen of van de gemeente.
Vooral jongeren.
Dit heet: vandalisme

Slide 13 - Tekstslide

Achterstandswijken

Slide 14 - Tekstslide

Achterstandswijken
Deze buurten of wijken heten: achterstandswijken.
Dit betekent dat de problemen nog niet zijn opgelost.



Slide 15 - Tekstslide

De gemeente probeert deze problemen op te lossen. 
De gemeente probeert deze problemen op te lossen door:
  • Mensen met een uitkering te helpen met werk zoeken.
  • Huizen te renoveren (=beter maken) en nieuwe huizen te bouwen.
  • Meer politie te laten werken in achterstandswijken.
  • Mensen helpen de Nederlandse taal te leren. 

Slide 16 - Tekstslide

Zwarte scholen
Op zwarte scholen zitten veel kinderen die slecht Nederlands praten. 
Daardoor leren ze langzaam.
Daarom kiezen veel ouders een andere school voor hun kind.

Slide 17 - Tekstslide

Vergrijzing
Sinds 2011 gaan veel mensen uit de babyboom met pensioen.
Ze krijgen AOW.
Dat kost veel geld.
Oude mensen zijn ook vaker ziek. 
Dat kost ook veel geld.
Er zijn meer oude mensen. Dus ook minder jonge mensen. Dit heet vergrijzing. Want oude mensen hebben grijs haar. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is ongeschoold werk?
A
Werken op een school.
B
Werk waarvoor je geen diploma hoeft.
C
Werk waar je een diploma voor krijgt.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van ongeschoold werk?
A
Werken in een supermarkt.
B
kapper
C
koerier
D
tandarts

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn gastarbeiders?
A
Mensen die te gast zijn op het werk.
B
Mensen uit andere landen die in Nederland kwamen werken.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de babyboom
A
Er werden na de oorlog veel baby's geboren.
B
Er worden nu veel baby's geboren.
C
Er worden weinig baby's geboren.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van emancipatie?
A
Vrouwen mogen hetzelfde werk doen als mannen.
B
Meisjes gaan studeren.
C
Honden mogen loslopen in het park.
D
Het homohuwelijk

Slide 23 - Quizvraag

Wat is gelijkheid?
A
Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten.
B
Iedereen verdient even veel geld.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is vandalisme?
A
Stelen
B
Iemand maakt spullen van iemand anders kapot.
C
Iemand pijn doen.
D
Niet eerlijk zijn.

Slide 25 - Quizvraag