Nederlands Blok 3 Grammatica

HOI! Welkom bij deze les. 
We gaan vandaag verder met het onderdeel grammatica blok 3. 
Dit begint op bladzijde 102. 
Pak je dit er even bij? 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

HOI! Welkom bij deze les. 
We gaan vandaag verder met het onderdeel grammatica blok 3. 
Dit begint op bladzijde 102. 
Pak je dit er even bij? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren deze les? 
- Na deze les kunnen we de persoonsvorm aanwijzen in een zin met meerdere werkwoorden
- Na deze les kunnen we het werkwoordelijk gezegde benoemen in de zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de tijdproef?

Slide 4 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Een zin is eigenlijk een verzameling woorden. De werkwoorden vertellen wat iemand of iets doet. Of wat er gebeurt. Alle werkwoorden in de zin noemen we het werkwoordelijk gezegde. Het bestaat meestal uit één of meerdere werkwoorden. 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld: 
1. De tamme grasparkiet vliegt door de kamer. 
werkwoordelijk gezegde (wwg): vliegt
2. De tamme grasparkiet kan uren door de kamer vliegen. 
werkwoordelijk gezegde (wwg): kan vliegen
3. De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.
Werkwoordelijk gezegde (wwg): wil kunnen vliegen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Jamila wil vanmiddag haar huiswerk maken
A
Wil
B
Maken
C
Wil maken
D
Huiswerk maken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb vanmiddag mijn huiswerk niet kunnen maken

Slide 9 - Open vraag

Opdracht: 
- Maak opdracht 14 in je schrift. Gebruik je tekstboek van Op Niveau op bladzijde: 105

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken: 
1. wwg: Wil maken
2. wwg: zult moeten helpen
3. wwg: waren geweest
4. wwg: heeft gekocht
5. wwg: Had besteld

Slide 11 - Tekstslide

Vervolg nakijken opdracht 14
6. wwg: wil omkleden
7. wwg: had gevangen
8. wwg: zal moeten scheren
9. wwg: had ontvangen
10. wwg: moet kaften

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht: 
We gaan maken: opdracht 15 op blz. 105 van ons tekstboek. Maak de opdracht in je schrift. 

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken opdracht 15 blz. 105
1. Pv= heb/ wwg: heb gezien
2. pv= kunt/ wwg= kunt tegenkomen
3. pv= leefden/ wwg= leefden
4. pv= had/ wwg= had
5. pv= had/ wwg= had

Slide 14 - Tekstslide

Vervolg nakijken opdracht 15 
6. pv= hebben/ wwg= hebben gejaagd
7. pv= heeft/ wwg= heeft gevonden
8. pv= bedekten/ wwg= bedekten
9. pv= heeft/ wwg= heeft bewaard
10. pv= ligt/ wwg= ligt
11. pv= moet/ wwg= moet gaan kijken

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 16 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link