ONO Blok 3 Grammatica

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, leesboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, leesboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
1. Huiswerk bespreken 
2. Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Ik kan in een zin de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg) herkennen en benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Instructie 
Persoonsvorm: vorm van een werkwoord (ww) die je in de tegenwoordige tijd (t.t.) en verleden tijd (v.t.) kan schrijven.

Hoe doe je dat? Tijdproef!
1. Staat een zin in de (tegenwoordige tijd) t.t., zet hem dan in de (verleden tijd) v.t.
2. Staat een zin in de verleden tijd (v.t.), zet hem dan in de tegenwoordige tijd (t.t.).
3. Het werkwoord (ww) dat zich aanpast, is de persoonsvorm (pv).

Voorbeeld: 
a. Sam zoekt zijn voetbalschoen.
b. Sam zocht zijn voetbalschoen.

Slide 4 - Tekstslide

Instructie 2
Werkwoordelijk gezegde: dit zijn alle werkwoorden in de zin.

Voorbeeldzin: 
De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.
Tijdproef: De tamme grasparkiet wilde het liefst kunnen vliegen.

Persoonsvorm (PV) = wil
Werkwoordelijk gezegde (WWG) = wil kunnen vliegen


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:

Pinguïns zijn zeevogels.
A
pinguïns
B
zijn
C
zeevogels

Slide 7 - Quizvraag

Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:

Ze kunnen heel goed zwemmen.
A
ze
B
kunnen
C
heel goed
D
zwemmen

Slide 8 - Quizvraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Sarah wil vanmiddag na schooltijd haar huiswerk maken.

Slide 9 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Je zult mij toch echt moeten helpen.

Slide 10 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Wij waren nog nooit eerder in deze winkel geweest.

Slide 11 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Mijn moeder heeft een nieuwe telefoon gekocht.

Slide 12 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Had jij je verjaardagscadeau besteld via internet?

Slide 13 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Ik wil me straks omkleden.

Slide 14 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Onze kat heeft een muis gevangen.

Slide 15 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Mijn vader zal zich eerst nog moeten scheren.

Slide 16 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Heb jij mijn mail ontvangen?

Slide 17 - Open vraag

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg) in de volgende zin:

Jij moet je boek nog kaften.

Slide 18 - Open vraag

Zelfstandige verwerking
  • Brons: blz. 119, opdr. 11, 12, 13
  • Zilver: blz. 119, opdr. 11, 12, 13
  • Goud: blz. 119, opdr. 11, 12, 14

Klaar? 
  • Streep de opdrachten af op je takenkaart.
  • Pak je leesboek uit de kast en ga rustig lezen. 
  • Oefenen voor de toets: Op Niveau Online.
timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Noem 1 ding waar jij vandaag goed aan hebt gewerkt!

Slide 20 - Open vraag

Vooruitblik
In de volgende les gaan we verder met B3 Spelling.

Slide 21 - Tekstslide