Oefenen voor de toets

Goedemorgen 2B!
Laat je tafel nog even leeg.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen 2B!
Laat je tafel nog even leeg.

Slide 1 - Tekstslide

Keuze vandaag:

  • Opdrachten afmaken en nakijken
  • Oefenen voor de toets (zo dadelijk tips) 
  • Meedoen met uitleg en oefening in LessonUp

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg

Verbranding
Gaswisseling (longblaasjes)

Opdracht 4 van paragraaf 1
Oefening

Luchtwegstelsel (onderdelen)
Longblaasjes (schema)

Slide 3 - Tekstslide

Zelf oefenen met begrippen of plaatjes
Hoe doe je dat slim?

  • Plaatje invullen? Schrijf niet over uit het boek. Leg het boek weg en kijk wat je uit je hoofd kunt invullen. 
  • Begrippen leren? Lees niet alleen de tekst. Lees het begrip en probeer het in je eigen woorden uit te leggen. Gebruik flipkaarten.

Slide 4 - Tekstslide

Verbranding in je lichaam
Wat? 
glucose + zuurstof               water + koolstofdioxide + energie

Waarom?
Om je lichaam warm te houden, om te bewegen, om in leven te blijven...

Wat heeft dat te maken met ademhaling?
Door te ademen krijg je zuurstof binnen en raak je koolstofdioxide kwijt

Slide 5 - Tekstslide

Wat doen de longblaasjes:
Zorgen voor de gaswisseling





Wat is gaswisseling?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 8 - Sleepvraag

In de afbeelding is het ademhalingsstelsel van de mens schematisch getekend. Sleep de namen naar de juiste plek.
1
2
3
4
5
6
mondholte
strottenhoofd
luchtpijp
neusholte
keelholte
bronchie

Slide 9 - Sleepvraag

Ademen
Slikken
Verslikken

Slide 10 - Sleepvraag

In de afbeelding zie je een tekening van het ademhalingsstelsel.

Is deel 1 de mondholte?

A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij je ademhalingsstelsel?
A
neusholte
B
bronchiën
C
longblaasjes
D
slokdarm

Slide 12 - Quizvraag

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 13 - Quizvraag

Welk onderdeel van het ademhalingsstelsel zorgt er (meestal) voor dat je drinken niet uit je neus komt?
A
huig
B
strottenhoofd
C
strotklepje
D
tong

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van trilharen in het ademhalingsstelsel?
A
De functie van trilharen is het verwijderen van stof en vuil uit de luchtwegen.
B
Trilharen reguleren de ademhalingssnelheid.
C
Trilharen helpen bij het transport van zuurstof in het bloed.
D
Trilharen produceren slijm om de luchtwegen vochtig te houden.

Slide 15 - Quizvraag

Welke organismen doen aan verbranding?
A
Alleen planten
B
Alleen dieren
C
Alleen schimmels
D
Alle organismen

Slide 16 - Quizvraag

Bij verbranding...
A
verbruik je energie
B
krijg je energie
C
kost energie
D
kom energie vrij

Slide 17 - Quizvraag

Verbranding is:
A
water + koolstofdioxide -> glucose + zuurstof + energie
B
glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water + energie
C
glucose + koolstofdioxide ->water + zuurstof + energie
D
Water + zuurstof + energie-> glucose + koolstofdioxide

Slide 18 - Quizvraag

Gaswisseling vindt plaats in:
A
de bronchiën
B
de luchtpijp
C
de luchtpijptakjes
D
de longblaasjes

Slide 19 - Quizvraag

Gaswisseling is:
A
Het omzetten van de ene stof in een andere in je lichaam.
B
Hetzelfde als ademhalen
C
Het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide in de longblaasjes.
D
Het proces waarbij zuurstof wordt veranderd in koolstofdioxide

Slide 20 - Quizvraag

Mensen met luchtwegproblemen hebben moeite met ademhalen. Bij smog hebben ze dat nog meer.
Waarom?
A
omdat er dan veel fijnstof in de lucht zit
B
omdat er dan veel stoom in de lucht zit
C
omdat er dan veel zuurstof in de lucht zit
D
omdat er dan veel koolstofdioxide in de lucht zit

Slide 21 - Quizvraag

15. René rent. Wat geldt dan voor zijn hartslag en ademhaling?
A
Zijn hartslag en ademhaling zijn beiden sneller dan in rust.
B
Zijn hartslag is sneller en zijn ademhaling is langzamer dan in rust.
C
Zijn hartslag is langzamer en zijn ademhaling is sneller dan in rust.
D
Zijn hartslag en ademhaling zijn beiden langzamer dan in rust.

Slide 22 - Quizvraag

In welke stand is de huig bij ademhalen? En het strotklepje?
A
huig 1, strotklepje 1
B
huig 1, strotklepje 2
C
huig 2, strotklepje 1
D
huig 2, strotklepje 2

Slide 23 - Quizvraag