V3_Verbrandingsreacties_H4.1_Wk7

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Opening les
  • Controle boeken en huiswerk
  • Weektaak
  • Leerdoelen
  • Uitleg en oefenen - Leerdoel 1
  • Uitleg en oefenen - Leerdoel 2
  • Afsluiten les

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
- Lezen H4.1
- Afmaken opdrachten die je niet af had in de les (zie Lessonup)


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen les 1
- Ik kan uitleggen welke stoffen elektriciteit geleiden en in welke fase.
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen atoom en een ion.

Slide 4 - Tekstslide

Atoommodellen

Slide 5 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
  • Kern met protonen en neutronen
  • Elektronenwolk

Slide 6 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
  • Protonen zijn positief geladen
  • Neutronen zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
  • Elektronen wegen bijna niks
  • Ze zijn negatief

Slide 7 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Atoomnummer = aantal protonen
Identiteit atoom

Voorbeeld:
- Waterstof heeft atoomnummer 1
- Waterstof  heeft dus 1 proton in de kern

Slide 8 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Massagetal = protonen + neutronen

Atoommassa = massa protonen + massa neutronen
  • Massa elektronen erg klein
  • Massa proton en massa neutron = 1 u


Slide 9 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Aantal elektronen = Aantal protonen
  • Atoom is neutraal

Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen

Slide 10 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Voorbeelden
  • Zuurstof heeft atoomnummer 8
  • Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
  • De atoommassa is 16,0 u
  • Dus massagetal is 16
  • 8 neutronen

Slide 11 - Tekstslide

Zoek in achterin in je boek het atoomnummer van Natrium op. Deze is?
A
23
B
12
C
11
D
46

Slide 12 - Quizvraag

Het atoomnummer van chloor is 17. Hoeveel protonen en elektronen heeft chloor
A
17 protonen 35,5 elektronen
B
35,5 protonen 17 elektronen
C
35,5 protonen 35,5 elektronen
D
17 protonen 17 elektronen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het massagetal van stikstof gebaseerd op de atoommassa?
A
14,01
B
14
C
7,00
D
2,5

Slide 14 - Quizvraag

Atoommodel van Rutherford
Natrium
  • Atoomnummer 11
  • 11 protonen en 11 elektronen
  • Atoommassa is 23,0 g/mol dus massagetal is 23
  • Dus 12 neutronen (= massagetal – protonen).
Chloor
  • Atoomnummer 17 = 17 protonen = 17 elektronen
  • 35,5 g/mol = 35 of 36 Massagetal = 18 of 19 neutronen

Slide 15 - Tekstslide

Isotopen
Zelfde aantal protonen, maar verschillende massagetal, dus verschillend aantal neutronen

Slide 16 - Tekstslide

Ionen
Een ion heeft geen gelijk aantal elektronen en protonen.
Bijvoorbeeld:
- Na+
- Heeft een plus lading...
- Aantal protonen blijft 11 (identiteit molecuul)
- Aantal elektronen verschilt, dit is 10
- Want 11 - 10 = +1 (Protonen - neutronen = lading)

Slide 17 - Tekstslide

Ionen
Een ion heeft geen gelijk aantal elektronen en protonen.
Bijvoorbeeld:
- Cl-
- Heeft een min lading...
- Aantal protonen blijft 17 (identiteit molecuul)
- Aantal elektronen verschilt, dit is 18
- Want 17 - 18 = -1 (Protonen - neutronen = lading)

Slide 18 - Tekstslide

2-tal zoeken...
Je krijgt een kaartje met een deel van de informatie over een element uit het periodiek systeem.

Zoek diegene waarmee je een ‘match’ hebt

(bijvoorbeeld: 1 p matcht met 0 n… want dit is waterstof (H)


Slide 19 - Tekstslide

K+ met 19p (K)
92 p met 92 e (U)
25 p met 30 n (Mn)
14 e met 14 n (Si)
77 n met 54 p (Xe)
48 n en 26 e (Ti)

204 u met 123 n (Th)
V met 23 e (V)
79 u met 45 n (Se)
74 p met 74 e (W)
Ba2+ met 137 n (Ba)
39 e met 39 p (Y)

Slide 20 - Tekstslide

Teken
- Zoek de ontbrekende informatie over jouw element op. (blz 238)

 
- Teken groot en NETJES volgens het atoommodel van Rutherford jullie atoom op A3 papier. Gebruik verschillende kleurtjes voor de verschillende deeltjes

Vertel
- Waar komt de naam van jullie element vandaan?
- Hoeveel isotopen zijn er van het element?
- Wat zijn toepassingen van het element in het dagelijks leven? (leg vaktaal uit)
- Effecten/gevaren op de mens.
- Minimaal 3 weetjes/feitjes

Slide 21 - Tekstslide

- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 22 - Poll

Basis opdracht
Maken opdracht 27, 32

Slide 23 - Tekstslide

Extra uitdaging
Maken opdracht 27, 31

Slide 24 - Tekstslide

Basis opdracht
Vul de tabel aan met behulp van de tabel achter in je boek
Atoom-nummer
Protonen
Neutro-nen
Elek-tronen
Atoommassa
Massa- getal
Be
Ti
P
O2-

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen les 2
- Ik kan uitleggen wat een verbranding is.
- Ik kan uitleggen wat de branddriehoek en brandvijfhoek is.
- Ik kan uitleggen wat de voorwaarden zijn voor een explosie.




Slide 26 - Tekstslide

Er zijn diversie soorten reacties
- Ontledingsreacties: een ontleedbare stof wordt ontleed in niet-ontleedbare stoffen.

- Vormingsreacties: uit meerdere stoffen wordt een 1 nieuwe stof gevormd (soms met een bijproduct).

2H2O2H2+O2
N2+3H22NH3

Slide 27 - Tekstslide

Er zijn diversie soorten reacties
- Verbrandingsreacties: Een stof reageert met zuurstof, en na de reactie staan de oxides van de elementen in de stof die reageert met zuurstof



CH4+2O2CO2+2H2O

Slide 28 - Tekstslide

Brandvijfhoek

Slide 29 - Tekstslide

Oxides
C
CO2
H
H2O
S
SO2
N
NO2

Slide 30 - Tekstslide

BOEM!
Explosie: Snelle verbranding waarbij het volume van de gasvorminge stoffen snel toeneemt

Explosie grenzen: Ideale verhouding tussen
brandstof en zuurstof

Slide 31 - Tekstslide

Explosiegrenzen
Zie ook figuur 4.3 uit je boek.
Onderste explosie grens (OEG):
- Minimale hoeveelheid brandstof
- Maximale hoeveelheid zuurstof
Bovenste explosie grens (BEG):
- Maximale hoeveelheid brandstof
- Minimale hoeveelheid zuurstof

Slide 32 - Tekstslide

Welke voorwaarde voor verbranding haal je weg door met water te blussen?
A
Brandstof
B
Energie
C
Zuurstof
D
Mengverhouding

Slide 33 - Quizvraag

Welke voorwaarde voor verbranding haal je weg door het vuur af te dekken met een blusdeken?
A
Brandstof
B
Energie
C
Zuurstof
D
Mengverhouding

Slide 34 - Quizvraag

Welke voorwaarde voor verbranding haal je weg door de gaskraan dicht te doen of het hout uit elkaar te halen?
A
Brandstof
B
Energie
C
Zuurstof
D
Mengverhouding

Slide 35 - Quizvraag

- Ik kan uitleggen wat een verbranding is.
- Ik kan uitleggen wat de branddriehoek en brandvijfhoek is.
- Ik kan uitleggen wat de voorwaarden zijn voor een explosie.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 36 - Poll

Basis opdracht
Maken opdracht 1, 2

Slide 37 - Tekstslide

Extra uitdaging
Maken opdracht 3, 5

Slide 38 - Tekstslide

Extra oefening
Maken opdracht 1, 2 

Slide 39 - Tekstslide

- Ik kan uitleggen wat een verbranding is.
- Ik kan uitleggen wat de branddriehoek en brandvijfhoek is.
- Ik kan uitleggen wat de voorwaarden zijn voor een explosie.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 40 - Poll

Demonstratie practica
Demo 5 H4.1 - Aansteken blik met aardgas
- Wat laat dit experiment zien over verbranding?

Demo blusmiddelen (naar eigen voorkeur)
- Brandblusser (verschillende soorten)
- Branddeken


Slide 41 - Tekstslide

Practicum
Practicum 8: Blussen met soda

Beantwoord de vragen op het voorschrift.

Welke stof heeft ervoor gezorgd dat het vlammetje uitging?

Slide 42 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
- Ik kan uitleggen wat een verbranding is.
- Ik kan uitleggen wat de branddriehoek en brandvijfhoek is.
- Ik kan uitleggen wat de voorwaarden zijn voor een explosie.
- Ik kan uitleggen wat een gegeven GHS-symbool betekent.



Slide 43 - Tekstslide

Vlam in de pan!
Hoe moet je dit blussen?
A
Er een emmer water op gooien!
B
Met een blusdeken of natte theedoek
C
Koolstofblusser

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Video

Leerdoelen deze les
- Ik kan uitleggen wat een verbranding is.
- Ik kan uitleggen wat de branddriehoek en brandvijfhoek is.
- Ik kan uitleggen wat de voorwaarden zijn voor een explosie.
- Ik kan uitleggen wat een gegeven GHS-symbool betekent.



Slide 46 - Tekstslide