V3_Massaverhouding&Atoommodel_Wk06

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Opening les
  • Controle boeken en huiswerk
  • Weektaak
  • Leerdoelen
  • Uitleg en oefenen - Leerdoel 1
  • Uitleg en oefenen - Leerdoel 2
  • Afsluiten les

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
- Lezen H2.5 (herhaling) en 3.3
- Afmaken opdrachten die je niet af had in de les (zie Lessonup)


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deel 1
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.


Slide 4 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
- Bij een chemische reactie gaat er nooit massa en energie verloren
- Energie zit of in de stoffen of komt vrij als warmte, elektriciteit of licht

Slide 5 - Tekstslide

Rekenen met de massa verhouding
RV (reactievergelijking) -> Opstellen en kloppend maken
MV (massaverhouding) -> Uit de BINAS
GG (massa gegeven in de opdracht)
GV (massa die gevraagd is in de opdracht)

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel gram water ontstaat er als 0,150 gram methaan wordt verbrand?
RV
MV
GG
GV 
CH4(g)+2O2(g)CO2(g)+2H2O(l)

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel gram water ontstaat er als 0,150 gram methaan wordt verbrand?
RV
MV           16                        64                         44                           36
GG            0,150 gram
GV                                                                                                         ?
CH4(g)+2O2(g)CO2(g)+2H2O(l)

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel gram water ontstaat er als 0,150 gram methaan wordt verbrand?
RV
MV           16                        64                         44                           36
GG            0,150 gram
GV                                                                                                          ?
Dus: 0,150 * 36 / 16 = 0,338 gram
CH4(g)+2O2(g)CO2(g)+2H2O(l)

Slide 9 - Tekstslide

Basis opdracht
Bij de elektrolyse van water ontstaat er 50 gram waterstof. Hoeveel gram water is ontleedt?

Slide 10 - Tekstslide

- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 11 - Poll

Basis opdracht
Maken opdracht 35 (blz 56)

Slide 12 - Tekstslide

Extra uitdaging
Maken opdracht 36 (blz 56)

Slide 13 - Tekstslide

Extra oefening
Maken opdracht 38 (blz 56)

Slide 14 - Tekstslide

- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 15 - Poll

Leerdoelen deel 2
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg
Overmaat: Er is te veel van een (begin-)stof.

Ondermaat: Er is te weinig van een (begin-)stof.

Berekenen op de zelfde manier, dus met massaverhouding.

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Dus met:
RV
MV
GG
GV
Maar je kies 1 van de stoffen om te starten met rekenen
Daarna doe je de berekening van de andere stof

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht
Bij de productie van ammoniak is er een vat van 30 kilogram stikstof en een vat van 20 kilogram waterstof. 
- Hoeveel ammoniak kan er maximaal ontstaan?
- Welke stof is in overmaat aanwezig?

(Hint bereken eerst hoeveel er kan ontstaan uit 30 kg stikstof en dan uit 20 kg waterstof)

Slide 19 - Tekstslide

- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 20 - Poll

Leerdoelen deel 3
- Ik kan uitleggen welke stoffen elektriciteit geleiden en in welke fase.
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen atoom en een ion.

Slide 21 - Tekstslide

Atoommodellen

Slide 22 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
  • Kern met protonen en neutronen
  • Elektronenwolk

Slide 23 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
  • Protonen zijn positief geladen
  • Neutronen zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
  • Elektronen wegen bijna niks
  • Ze zijn negatief

Slide 24 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Atoomnummer = aantal protonen
Identiteit atoom

Voorbeeld:
- Waterstof heeft atoomnummer 1
- Waterstof  heeft dus 1 proton in de kern

Slide 25 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Massagetal = protonen + neutronen

Atoommassa = massa protonen + massa neutronen
  • Massa elektronen erg klein
  • Massa proton en massa neutron = 1 u


Slide 26 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Aantal elektronen = Aantal protonen
  • Atoom is neutraal

Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen

Slide 27 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Voorbeelden
  • Zuurstof heeft atoomnummer 8
  • Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
  • De atoommassa is 16,0 u
  • Dus massagetal is 16
  • 8 neutronen

Slide 28 - Tekstslide

Zoek in achterin in je boek het atoomnummer van Natrium op. Deze is?
A
23
B
12
C
11
D
46

Slide 29 - Quizvraag

Het atoomnummer van chloor is 17. Hoeveel protonen en elektronen heeft chloor
A
17 protonen 35,5 elektronen
B
35,5 protonen 17 elektronen
C
35,5 protonen 35,5 elektronen
D
17 protonen 17 elektronen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het massagetal van stikstof gebaseerd op de atoommassa?
A
14,01
B
14
C
7,00
D
2,5

Slide 31 - Quizvraag

Atoommodel van Rutherford
Natrium
  • Atoomnummer 11
  • 11 protonen en 11 elektronen
  • Atoommassa is 23,0 g/mol dus massagetal is 23
  • Dus 12 neutronen (= massagetal – protonen).
Chloor
  • Atoomnummer 17 = 17 protonen = 17 elektronen
  • 35,5 g/mol = 35 of 36 Massagetal = 18 of 19 neutronen

Slide 32 - Tekstslide

Isotopen
Zelfde aantal protonen, maar verschillende massagetal, dus verschillend aantal neutronen

Slide 33 - Tekstslide

Ionen
Een ion heeft geen gelijk aantal elektronen en protonen.
Bijvoorbeeld:
- Na+
- Heeft een plus lading...
- Aantal protonen blijft 11 (identiteit molecuul)
- Aantal elektronen verschilt, dit is 10
- Want 11 - 10 = +1 (Protonen - neutronen = lading)

Slide 34 - Tekstslide

Ionen
Een ion heeft geen gelijk aantal elektronen en protonen.
Bijvoorbeeld:
- Cl-
- Heeft een min lading...
- Aantal protonen blijft 17 (identiteit molecuul)
- Aantal elektronen verschilt, dit is 18
- Want 17 - 18 = -1 (Protonen - neutronen = lading)

Slide 35 - Tekstslide

Basis opdracht
Vul de tabel aan met behulp van de tabel achter in je boek
Atoom-nummer
Protonen
Neutro-nen
Elek-tronen
Atoommassa
Massa- getal
Be
Ti
P
O2-

Slide 36 - Tekstslide

- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
Ik kan het leerdoel onvoldoende
Ik kan het leerdoel voldoende
Ik vind het leerdoel heel makkelijk

Slide 37 - Poll

Basis opdracht
Maken opdracht 27, 32

Slide 38 - Tekstslide

Extra uitdaging
Maken opdracht 27, 31

Slide 39 - Tekstslide

Extra oefening
Maken opdracht 26, 32

Slide 40 - Tekstslide

Weektaak
- Lezen H2.5 (herhaling en H3.3
- Afmaken opdrachten die je niet af had in de les (zie Lessonup)


Slide 41 - Tekstslide

Slot opdracht
Hoeveel gram koolstofdioxide komt er vrij bij de verbranding van 0,25 gram ethaan?

Slide 42 - Tekstslide

Afsluiting - Leerdoelen
- Ik kan een tabel opstellen met gegeven hoeveelheden (grammen etc.) en stoffen uit de vraag en hierbij ook de onbekende(n) aangeven.
- Ik kan met behulp van de wet van massa behoud (en dus de massa verhouding) een onbekende hoeveelheid stof berekenen.
- Ik weet wat het betekent als een stof in ondermaat/overmaat is.
- Ik kan bereken hoeveel stof er overblijft bij een reactie van stoffen die in overmaat zijn.



Slide 43 - Tekstslide

Afsluiting - Leerdoelen
- Ik kan uitleggen welke stoffen elektriciteit geleiden en in welke fase.
- Ik kan de bouw van een element beschrijven met behulp van het atoommodel van Rutherford, met de begrippen proton, neutron, elektron, atoomnummer en massagetal.
- Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen atoom en een ion.



Slide 44 - Tekstslide