H3.1 (les 1) - Exploitatieoverzicht

Eerste week na de vakantie alweer voorbij

  • Hoe is het met iedereen?!
  • Ik heb geen tussentijdse vragen voorbij zien komen
    n.a.v. het huiswerk -> positief?!
  • Noa Hilbrink loopt vandaag mee tijdens
     financieel & marketing 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Eerste week na de vakantie alweer voorbij

  • Hoe is het met iedereen?!
  • Ik heb geen tussentijdse vragen voorbij zien komen
    n.a.v. het huiswerk -> positief?!
  • Noa Hilbrink loopt vandaag mee tijdens
     financieel & marketing 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Theorie H3.1 bespreken
Huiswerk H3.1 bespreken 



Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Exploitatieoverzichten
3.1 Exploitatieoverzicht

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel deze les
Na deze les:

  • Weten jullie wat een exploitatieoverzicht is
  • Weten jullie hoe een exploitatieoverzicht eruit ziet
  • Weten jullie waarom een exploitatieoverzicht wordt gebruikt 

Slide 4 - Tekstslide

Exploitatieoverzicht

wat is dat?

Slide 5 - Tekstslide

Exploitatieoverzicht
Is een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Die periode kan een maand zijn, een kwartaal, een jaar of langer.

Exploiteren = zaak runnen om winst te maken
Overzicht = schema/overzichtelijk beeld   

Slide 6 - Tekstslide

Waarom wordt er een exploitatie overzicht gemaakt?



1. om de kosten te bepalen van vorig jaar
2. gebruiken om een budget te bepalen voor volgend jaar
3. om goed te zien wat de kosten zijn en te bepalen wat overbodig en wat juist nodig is. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

(consumenten)omzet
Wat is het verschil tussen consumentenomzet en omzet?

Slide 9 - Tekstslide

(consumenten)omzet
Voor een retailer levert de verkoop geld op, geld dat de consumenten betalen voor de producten die ze bij jou kopen. Je noemt dit de consumentenomzet.
 

Dat is het aantal verkochte artikelen maal de consumentenprijs.

De consumentenprijs is de prijs die de consument voor een product moet betalen, dus de verkoopprijs inclusief btw.


Slide 10 - Tekstslide

BTW berekenen
Hoeveel de btw in de consumentenomzet is, kun je berekenen. Bij een btw-tarief van 21% deel je de consumentenomzet door 121 en vermenigvuldigt die uitkomst met 21.
Je gebruikt de volgende formule:

Slide 11 - Tekstslide

Hoe berekenen wij de omzet
Hoeveel de omzet in de consumentenomzet is, kun je berekenen. Bij een btw-tarief van 21% deel je de consumentenomzet door 121 en vermenigvuldigt die uitkomst met 100.

Je gebruikt de volgende formule:

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen
De consumentenomzet bedraagt X euro. 
Bereken de hoogte van de BTW en de omzet. 
  • €500,-
  • €8500,-
  • €16.750,-
  • €244.444,-
  • €3.000.000,-

Slide 13 - Tekstslide

IWO en brutowinst

Slide 14 - Tekstslide

IWO en brutowinst
Om producten te kunnen verkopen heb je ze eerst zelf moeten kopen. Het totaalbedrag waarvoor je de verkochte artikelen hebt ingekocht noem je de inkoopwaarde van de omzet (IWO).

Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, houd je de brutowinst over. 


Slide 15 - Tekstslide

IWO en brutowinst
Oefenvraag 1: Omzet = €4.000,-
        IWO = €2.300,-
Brutowinst = ? 

Oefenvraag 2: Omzet = €8.500 
IWO = ? 
Brutowinst = €4.400


Slide 16 - Tekstslide

IWO en brutowinst
Oefenvraag 1: Omzet = €4.000,-
        IWO = €2.300,-
Brutowinst = (4000-2300) €1.700

Oefenvraag 2: Omzet = €8.500 
IWO = (8500-4400) €4.100
Brutowinst = €4.400


Slide 17 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 6, 7 en 8

Slide 18 - Tekstslide

Korte pauze

Slide 19 - Tekstslide

Brutowinstmarge en brutowinstopslag

Slide 20 - Tekstslide

Brutowinstmarge en brutowinstopslag


Soms wordt in een opgave niet het bedrag van de IWO gegeven, maar het percentage brutowinst dat je gemaakt hebt. Je moet dan, om de IWO te berekenen, eerst de brutowinst berekenen.

 
Het percentage van de brutowinst kan op twee verschillende manieren gegeven zijn, namelijk:
• als percentage van de omzet; je spreekt dan van brutowinstmarge of brutomarge.
• als percentage van de IWO; je spreekt dan van brutowinstopslag.

Slide 21 - Tekstslide

Optie 1: Brutowinstmarge is gegeven


Als de brutowinstmarge bekend is, dan is de brutowinst uitgedrukt in procenten van de omzet.

De omzet is dan 100%. Voor het berekenen van de brutowinst deel je de omzet door 100 en
vermenigvuldigt die uitkomst met de brutowinstmarge.

Formule:


Slide 22 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld

Xaverio heeft afgelopen maand een omzet behaald van
€ 48.000. Zijn brutowinstmarge is 25%.
Bereken voor Xaverio de brutowinst en de IWO.


Slide 23 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld

Het beste kun je weer met het schema werken. Vul daarin in wat je weet. Daarna kun je de andere bedragen berekenen.


De brutowinst is 25% van € 48.000 = € 12.000.
De IWO is dan € 48.000 – € 12.000 = € 36.000.


Slide 24 - Tekstslide

Brutowinstopslag is gegeven

Als je de brutowinstopslag weet, dan is de brutowinst uitgedrukt in procenten van de IWO. In dit geval is de IWO 100%.

De omzet is dan 100 plus de brutowinstopslag.
Als je nu de brutowinst wilt berekenen, deel je de omzet door (100 + de brutowinstopslag) en vermenigvuldigt die uitkomst met de brutowinstopslag.
Formule:

Slide 25 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld

Xaverio heeft afgelopen maand een omzet behaald van
€ 48.000. Zijn brutowinstopslag is 25%.

Bereken voor Xaverio de brutowinst en de IWO.


Slide 26 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld

Het beste kun je weer met het schema werken. Vul daarin in wat je weet. Daarna kun je de andere bedragen berekenen.

1:

                                                                      2:

3:

Slide 27 - Tekstslide

LET OP! 
In de twee voorbeelden van Xaverio reken je met hetzelfde percentage: de ene keer als brutowinstmarge, de andere keer als brutowinstopslag. 

Je ziet dat het resultaat een groot verschil in brutowinst oplevert.
Als je de berekening van jouw brutowinst vergelijkt met de berekening bij een ander bedrijf is het dus erg belangrijk dat je bij beide hetzelfde systeem gebruikt.

Slide 28 - Tekstslide

Extra oefenen
Hoofdstuk 2 opdracht 4 
F: Pascal heeft een consumentenomzet behaald van € 1.756.496,50. De btw bedraagt € 304.846,50. De brutowinstopslag is 70%.


H: Varesh heeft in zijn herenmodezaak een consumentenomzet behaald van € 301.217,40. De omzet van Varesh valt onder het hoge btw-tarief en de brutowinstopslag is 50%.

Slide 29 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 
9, 10, 11 en 12

Slide 30 - Tekstslide

Exploitatiekosten en bedrijfsresultaat

Slide 31 - Tekstslide

Exploitatiekosten en bedrijfsresultaat

Alle kosten die je maakt om je winkel te exploiteren noem je exploitatiekosten. De exploitatiekosten haal je van de brutowinst af. Daarna houd je het bedrijfsresultaat over.

Als de brutowinst hoger is dan de exploitatiekosten, dan spreek je van nettowinst. Maar als de exploitatiekosten hoger zijn dan de brutowinst, kom je tekort. Je hebt dan nettoverlies.



Slide 32 - Tekstslide

Oefenvraag
Zera heeft een winkel in damesschoenen.
In de maand april heeft zij € 23.400 brutowinst behaald.

De exploitatiekosten bedragen voor Zera in
april € 19.000

Bereken voor Zera het bedrijfsresultaat in de maand april. Is dit een nettowinst of een nettoverlies?



Slide 33 - Tekstslide

De uitkomst is positief. Er is dus sprake van een nettowinst.

Slide 34 - Tekstslide

Gewaardeerde kosten en economisch resultaat

Slide 35 - Tekstslide

Gewaardeerde kosten en economisch resultaat

Het bedrijfsresultaat is een vergoeding voor:
• het gewaardeerd loon
• de gewaardeerde interest
• het ondernemersrisico.

Wat overblijft van het bedrijfsresultaat nadat je er het gewaardeerd loon hebt afgehaald, noem je de opbrengst eigen vermogen of ook wel het rendement eigen vermogen.


Slide 36 - Tekstslide

Als je van de opbrengst (het rendement) eigen vermogen de gewaardeerde interest afhaalt, dan houd je het economisch resultaat over.
  

Dit economisch resultaat is een vergoeding voor het ondernemersrisico. Je loopt als ondernemer namelijk het risico dat je je geïnvesteerde vermogen geheel of gedeeltelijk kwijtraakt.

Het economisch resultaat noem je ook wel bedrijfseconomische winst.


Slide 37 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Opdrachten 
13, 14, 15 en 16

Slide 38 - Tekstslide

Einde les
Wat hebben we geleerd?

Slide 39 - Tekstslide

Onderstaande leerdoelen bereikt?

  • Weten jullie wat een exploitatieoverzicht is
  • Weten jullie hoe een exploitatieoverzicht eruit ziet
  • Weten jullie waarom een exploitatieoverzicht wordt gebruikt 


Slide 40 - Tekstslide

Volgende week:


H3.2 theorie en opdrachten bespreken

Huiswerk is aanvullen/verbeteren van hoofdstuk 3.1
&
Opdrachten 26A en 26B ( C t/m H nog niet)

Slide 41 - Tekstslide