Kritische denkvaardigheden & debat

Burgerschap
Kritische denkvaardigheden & debat
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Burgerschap
Kritische denkvaardigheden & debat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Je weet wat kritisch denken is

- Je kunt uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kritisch denken?



'Kritisch denken is het proces om te komen tot een grondig en met betrouwbare gegevens onderbouwd oordeel'


Slide 3 - Tekstslide

Dit is natuurlijk best een ingewikkelde uitleg. Wanneer je dus kritisch nadenkt en de 'stappen doorloopt', kan je tot een mening of oordeel komen wat goed onderbouwd is. Je bekijkt een onderwerp van meerdere kanten, kijkt naar de feiten en naar de meningen van andere mensen. Vervolgens maak je zelf een goed onderbouwd oordeel.

Slide 4 - Tekstslide

Kritische denkvaardigheden worden steeds belangrijker, ook omdat nepnieuws steeds moeilijker van echt te onderscheiden is. Welke van de volgende krantenkoppen zijn echt, denk je? En welke zijn nep?

Slide 5 - Tekstslide

En, hoeveel had je er goed?
Hoe weet je wat echt of nep is?

Is het handig om een bericht te delen waarvan je alleen de kop hebt gelezen?

Hebben de nepkoppen iets gemeenschappelijks?

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kritische denkvaardigheden

Slide 7 - Tekstslide

Dit is de uitleg van Kritische Denkvaardigheden zoals die op de website van Burgerschap MBO staan. Lees even door.
Kritisch denken is een proces

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk dit model eens. Kan je de drie punten uit de uitleg uit de vorige slide aan dit model koppelen?
Kritische denkvaardigheden
Fase 1
Fase 2
Fase 3

Slide 9 - Tekstslide

De doelen van Kritisch denken zoals ze op de website staan komen dus eigenlijk overeen met het proces van kritisch denken: evalueren, analyseren en concluderen.
Debatteren
Argumenteren, spelregels en vorm

Slide 10 - Tekstslide

Vorige week hebben we het al kort gehad over hoe debatteren eruit ziet. We hebben het Lagerhuis filmpje toen al kort gezien.
Debatteren
gaat om het zo overtuigend mogelijk verdedigen of aanvallen van een stelling. Argumenteren en presenteren spelen hierbij een belangrijke rol.
Om beeld te krijgen van hoe een debat eruit ziet:
Op weg naar het Lagerhuis (04:48 - 13:36)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Spelregels bij het Lagerhuisdebat
1. Luister goed en laat elkaar uitpraten

2. Wil je iets zeggen in het debat? Ga dan staan en wacht tot je de beurt krijgt 

3. Leg met voorbeelden uit waarom je iets vindt

4. Durf ook toe te geven wanneer de ander een goed punt maakt. 

5. Val nooit iemand persoonlijk aan, maar altijd de boodschap

6. Leg je neer bij de beslissing van de debatleider

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenteren, hoe doe je dat?

Stap 1: Bekijk de stelling die is gegeven en bedenk waar de stelling over gaat

Stap 2: Bedenk argumenten waarom mensen voor of tegen deze stelling kunnen zijn (zoek ook op het internet). Schrijf deze argumenten op

Stap 3: Maak een verdeling tussen zwakke en sterke argumenten. 

Stap 4: Kies de drie argumenten die jij het best vindt. Deze werk je uit in het argumentenschema, compleet met onderbouwing en bron.

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?
Feit vs. mening

Objectief vs. subjectief
Controleerbaar vs. gevoel
Staat vast vs. kan veranderen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentenschema

Standpunt  
Argument - 
Voorbeeld - 
Bronnen - 


De overheid moet meer investeren in internationaal treinreizen

Argumentenschema
Standpunt
 

Argument 

Voorbeeld/ onderbouwing 


Bronnen 
De overheid moet meer investeren in een goede internationale treinverbinding..

..want dit verminderd de CO2-uitstoot.

Eén retourtje Amersfoort - Kopenhagen stoot met het vliegtuig 1450kg CO2 uit, terwijl een retour met trein zo'n 160kg CO2 uitstoot.

Slide 16 - Tekstslide

Als je straks aan de slag gaat met het voorbereiden van het debat, vul je net zo'n schema in als op deze pagina. Zie hiervoor de opdracht in de mail.
Zorg dat wanneer je een standpunt en een argument bedenkt, je hier ook altijd een voorbeeld of onderbouwing bij kan geven. Kijk zelf maar eens: wanneer je alleen het standpunt en het argument noemt, is dit lang niet zo sterk als wanneer je er ook het voorbeeld bij noemt. Cijfers en feiten doen het heel vaak goed tijdens een debat, omdat je een feit niet om kan praten. Wanneer je een mening geeft, kan dit natuurlijk wel. 
Standpunt of argument?

(standpunt), want.. (argument)

(argument), dus.. (standpunt)

Slide 17 - Tekstslide

Als je twijfelt wanneer iets een standpunt of argument is, kan je het trucje uit de slide gebruiken. Voorbeeld:
Er zou op school meer burgerschap gegeven moeten worden (standpunt) WANT dat is goed voor je ontwikkeling (argument).

Je kan het ook omdraaien:
Burgerschap is goed voor je ontwikkeling (argument) DUS zou dit meer gegeven moeten worden op school (standpunt)
Stellingen
1. Mensen met dementie moeten zelf kunnen beslissen wanneer zij van de afdeling en naar buiten gaan.

2. Vrijwilligers in de zorg moeten een vergoeding krijgen voor het werk wat zij doen.

3. De overheid moet meer investeren in de thuiszorg, in plaats van verpleeghuizen. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vóór 
de stelling
Tegen 
de stelling
Stelling: 
"Mensen met dementie moeten zelf kunnen beslissen wanneer zij van de afdeling en naar buiten gaan."
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vóór 
de stelling
Tegen 
de stelling
Stelling: 
"Vrijwilligers in de zorg moeten een vergoeding krijgen voor het werk wat zij doen."
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies