quiz hoofdstuk 1 landschappen

quiz hoofdstuk 1 landschappen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

quiz hoofdstuk 1 landschappen

Slide 1 - Tekstslide

In welk landschap wandelt de man?
A
Ingericht landschap
B
natuurlandschap
C
maanlandschap
D
laagvlakte

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heet de opeenhoping van stenen die door een aardverschuiving naar beneden zijn gevallen?
A
zwerfstenen
B
grind
C
kiezelstenen
D
puinhelling

Slide 3 - Quizvraag

tussen de 500m en 1500 meter noemen we
A
hooggebergte
B
middelgebergte
C
heuvels
D
laagvlakte/ dal

Slide 4 - Quizvraag

Hoe wordt de hoogte op een topografische kaart weergegeven?
A
met woorden
B
met cijfers
C
met kleuren
D
met hoogtelijnen en cijfers

Slide 5 - Quizvraag

Erosie is
A
het uitschuren van materiaal door water, wind en ijs
B
hoogteverschillen in het landschap
C
gesteente
D
een aaneengesloten stuk ijs op een groot landoppervlak

Slide 6 - Quizvraag

Reliëf betekent
A
lage heuvel
B
uitschuren van materiaal
C
hoogteverschillen in het landschap
D
heuvels die ontstaan zijn door ijs

Slide 7 - Quizvraag

in welk deel van de rivier vind je veel verweringsmateriaal?
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 8 - Quizvraag

Welke sedimenten worden alleen door een rivier afgezet?
A
zand, veen en löss
B
zand basalt en löss
C
grind, zand, klei
D
grind, veen, basalt

Slide 9 - Quizvraag

In welk deel van de rivier vind alleen erosie plaats (en geen sedimentatie)?
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 10 - Quizvraag

In welk deel van de rivier vind geen erosie plaats maar wel sedimentatie?
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop

Slide 11 - Quizvraag

Toen de terpen met dijken werden verbonden was er nog een probleem om op te lossen in de polder
A
Ze moesten nu nog het regenwater uit de polder kunnen pompen.
B
Ze moesten terpen verhogen om droog te blijven
C
Ze moesten de zee tegen houden
D
Ze moesten het landijs tegenhouden

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke gebieden waren in Nederland met het landijs bedekt?
A
alleen 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
1,2 en 4

Slide 14 - Quizvraag

In welk gebied komen de meeste sporen van het landijs voor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Welke sporen heeft het landijs achtergelaten?
A
duinen en dijken
B
terpen en veengrond
C
stuwwallen en zwerfstenen
D
stuwwallen en duinen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

In welke situatie vindt de meeste erosie plaats?
A
afbeelding 1
B
afbeelding 2
C
afbeelding 3

Slide 18 - Quizvraag

In welke situatie stroomt de rivier het langzaamst?
A
situatie 1
B
situatie 2
C
situatie 3

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

In welk deel van de rivier de Mackenzie is deze foto genomen en welk proces vindt
hier vooral plaats?

A
In de benedenloop: hier vindt vooral verwering plaats
B
In de benedenloop: hier vindt vooral sedimentatie plaats
C
In de middenloop: hier vindt vooral erosie plaats
D
In de middenloop: hier vindt vooral sedimentatie plaats

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Welk woord hoort er bij de letter E.
Kies uit: duinen-droge zand-natte zand-eb-vloed-zandbank
A
zandbank
B
eb
C
natte strand
D
vloed

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kan het dat er fossiele schelpen gevonden worden in de bergen?
A
die zijn er gekomen door een overstroming
B
die zijn er vanuit zee door de rivier naartoe gestroomd
C
dat komt doordat op de plaats van de zee bergen zijn ontstaan
D
die zijn door mensen daar achtergelaten

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Waarom is het water bij F hoger dan bij C?
A
C is de polder en die is lager dan de zee
B
bij F regent het meer
C
het water stroomt van C naar F
D
het water wordt naar C gepompt

Slide 27 - Quizvraag

Je ziet dat het water bij A de polder wordt uitgepompt. Op welke manier komt er water de polder in?


A
door de regen
B
door het erin te pompen
C
door de zee
D
door de rivier

Slide 28 - Quizvraag