Refuse – Weigeren: je kiest ervoor om iets niet te kopen of te gebruiken.
Rethink – Opnieuw nadenken: ontwerp producten slimmer, zodat ze minder grondstoffen kosten of langer meegaan.
Reduce – Verminderen: zorg dat je minder nodig hebt of minder afval maakt.
Reuse – Hergebruiken: gebruik een product opnieuw zonder het te veranderen (bijvoorbeeld tweedehandskleding).
Repair – Repareren: maak iets dat kapot is weer heel.
Refurbish – Opknappen: een oud product verbeteren of bijwerken (bijv. een oude smartphone).
Remanufacture – Herfabriceren: onderdelen opnieuw gebruiken in een nieuw product.
Repurpose – Een andere functie geven: gebruik een product voor iets anders dan waarvoor het bedoeld was (bijv. een oud brood als veevoer).
Recycle – Materialen hergebruiken om iets nieuws te maken (bijv. oud plastic om nieuw plastic te maken).
Recover – Terugwinnen van energie door het te verbranden
Afval – Pas als niets meer lukt, blijft afval over.