Examenvoorbereiding 1F
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
De jongen ..... gisteren naar school. (lopen)
A
loopt
B
liepte
C
loopte
D
liep
Slide 3 - Quizvraag
..... jij vandaag aan die opdracht? (werken)
A
Werkt
B
Werkte
C
Werk
D
Werken
Slide 4 - Quizvraag
Hij ..... zijn vinger vorige week aan het vuur. (branden)
A
brand
B
brandt
C
brandde
D
brandte
Slide 5 - Quizvraag
Oma en opa ..... gisteren bij mij op bezoek. (zijn)
Slide 6 - Open vraag
Maak meervoud van "vaas"
Slide 7 - Open vraag
Maak meervoud van "kat"
Slide 8 - Open vraag
Maak een verkleinwoord van
"ring"
"ring"
Slide 9 - Open vraag
Vul de juiste vorm in:
De ..... man gaf haar een cadeautje. (lief)
De ..... man gaf haar een cadeautje. (lief)
Slide 10 - Open vraag
Wat is de juiste verdeling in lettergrepen: computer
A
compu-ter
B
com-puter
C
com-put-er
D
com-pu-ter
Slide 11 - Quizvraag
Wat is goed?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
babie'tje
Slide 12 - Quizvraag
Maak een verkleinwoord van "pizza"
Slide 13 - Open vraag
De ..... vaas valt op de grond. (glas)
