s.o. hefbomen en katrollen

Hefbomen en katrollen
In het begin van de les - geen laptops
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hefbomen en katrollen
In het begin van de les - geen laptops

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Ik weet me te gedragen in een practicum situatie
Ik kan een serie observaties op een wiskundige manier en kernachtig opschrijven
Ik weet wat bij natuurkunde een moment is

Slide 2 - Tekstslide

Wat verstaan we onder de arm van een kracht?

Slide 3 - Open vraag

Wat je wint aan kracht
A
win je aan afstand
B
verlies je aan afstand
C
win je aan moment
D
verlies je aan moment

Slide 4 - Quizvraag

Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:
A
De krachten met de klok mee gelijk zijn aan de krachten tegen de klok in
B
De krachtmoment met de klok mee gelijk zijn aan de krachtmomenten tegen de klok in
C
De massa's aan beide zijden gelijk zijn.
D
Geen van bovenstaande antwoorden.

Slide 5 - Quizvraag

De moeder van Teun bakt de lekkerste patat.
Met een patatsnijder maakt ze van aardappelen patatjes die ze in hete olie bakt.
Door een hefboom naar beneden te drukken wordt de aardappel door een rooster met messen geduwd.
Moeder drukt de hefboom met een kracht van 20 N naar beneden.
Maak de zin compleet.
De kracht op de aardappel is ... 20 N.
A
kleiner dan
B
gelijk aan
C
groter dan

Slide 6 - Quizvraag

Hiernaast zie je een schematische tekening van een hefboom. Schrijf op wat wordt aangegeven met de cijfers 1 t/m 5.
Kies uit: lange arm – korte arm –
grote kracht – kleine kracht – draaipunt.

A
1 draaipunt, 2 korte arm, 3 kleine kracht, 4 grote kracht, 5 lange arm
B
1 draaipunt, 2 lange arm, 3 grote kracht, 4 kleine kracht, 5 korte arm
C
1 draaipunt, 2 korte arm, 3 grote kracht, 4 kleine kracht, 5 lange arm

Slide 7 - Quizvraag

Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is.
(geef een berekening op je blaadje)
A
Er is evenwicht
B
Het moment links is groter
C
Het moment rechts is groter

Slide 8 - Quizvraag

Aan een hefboom hangt op 15 cm van het draaipunt een massablokje van 50 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 30 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op 20 cm
B
Op 25 cm
C
Op 30 cm
D
Het goede antwoord staat er niet bij

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de eenheid van moment?
A
Newton
B
meter
C
Newtonmeter
D
Newton per meter

Slide 10 - Quizvraag

In welke stand is het moment het grootst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

In welke stand is het moment 0 Nm?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Een plankje met een lengte van 50 cm en een massa van 102 g steekt 20 cm uit over de tafelrand.
Bepaal het moment van de zwaartekracht t.o.v. het draaipunt

Slide 13 - Open vraag

Bereken de kracht op de
spijker met
het stappenplan

Slide 14 - Open vraag

De kracht op het deksel is 200 N.
Hoe groot is de kracht
op de schroevendraaier?

Slide 15 - Open vraag

De kracht F2 zorgt voor
evenwicht bij de hefboom.
Bereken hoe groot F2 is

Slide 16 - Open vraag

het moment van de kracht van 100 N is
A
60 Nm
B
60 N
C
60 m
D
0,0060 Nm

Slide 17 - Quizvraag

deze balk
A
draait linksom
B
is in evenwicht
C
draait rechtsom

Slide 18 - Quizvraag

Een flessenopener kan op 2 manieren gebruikt worden, zoals je op dit plaatje ziet.
De kracht F is beide keren even groot.

In welke situatie is het moment van kracht F het grootst? Leg je keuze uit.

Slide 19 - Open vraag

F bij hefboom a is
A
64 m
B
9,0 Nm
C
0,090 mN
D
9,0 N

Slide 20 - Quizvraag

F bij hefboom b is
A
29 N
B
54 N
C
1,3102Nm
D
4,1 kNm

Slide 21 - Quizvraag

Door gebruik te maken van een takel met twee vaste en twee losse katrollen hijst iemand een kast met een massa van 40,8 kg omhoog.
Met welke kracht moet het touw naar beneden getrokken worden?
A
1,0101N
B
1,6102N
C
1,0102N
D
1,6103N

Slide 22 - Quizvraag